Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen da        dereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wetboek van strafvordering
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >



Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard

Titel I. Strafvordering ter zake van strafbare feiten waarvan de Hooge Raad in eersten aanleg kennis neemt



Artikel 482Verdachte

1. Indien de gewezen verdachte bij het vernietigde arrest of vonnis is veroordeeld tot een vergoeding aan de benadeelde partij van de door het strafbare feit veroorzaakte schade kan bij de uitspraak in herziening worden bepaald dat reeds betaalde schadevergoedingen aan de gewezen verdachte worden vergoed. Deze kosten komen ten laste van ’s Rijks kas.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op door de gewezen verdachte aan de benadeelde partij betaalde proceskosten.



Tweede Afdeling. Herziening ten nadele van de gewezen verdachte



Artikel 482a

1. De Hoge Raad kan op aanvraag van het College van procureurs-generaal een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland houdende vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging ten nadele van de gewezen verdachte herzien indien dit in het belang is van een goede rechtsbedeling en:
a. er sprake is van een gegeven dat aan de rechter bij het onderzoek op de terechtzitting niet bekend was en waardoor het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte voor een opzettelijk begaan misdrijf dat de dood van een ander ten gevolge heeft;
b. de uitspraak berust op stukken waarvan de valsheid na de uitspraak is vastgesteld en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de valsheid aan de rechter bekend zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte;
c. het is komen vast te staan dat een getuige of deskundige zich met betrekking tot de zaak aan het in artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf schuldig heeft gemaakt en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de meinedigheid aan de rechter bekend zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte;
d. het na het onherroepelijk worden van de uitspraak is komen vast te staan dat de gewezen verdachte zich met betrekking tot zijn strafzaak schuldig heeft gemaakt aan een van de in de artikelen 177 tot en met 178, 179, 284, 284a, 285 en 285a van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de verdachte dit misdrijf niet zou hebben begaan de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte.

2. Herziening ten nadele van de gewezen verdachte van een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland is tevens mogelijk indien is komen vast te staan dat de rechter zich met betrekking tot de aan zijn oordeel onderworpen zaak schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 364 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.

3. Als een in het eerste lid, onder a, bedoeld gegeven kunnen uitsluitend worden aangemerkt:
a. verklaringen, schriftelijke bescheiden of processen-verbaal, houdende een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte of van een persoon die wegens hetzelfde feit is vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging, dan wel
b. de resultaten van technisch onderzoek.

4. Indien de in artikel 482b, tweede lid, bedoelde bewijsmiddelen het resultaat zijn van onderzoek dat niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden en waarbij een inbreuk is gemaakt op een recht van de gewezen verdachte worden deze bewijsmiddelen niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de herzieningsaanvraag en niet als bewijs in de strafzaak gebruikt.

5. Onder een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onder a, is niet begrepen de medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf.



Artikel 482b

1. Het College van procureurs-generaal dient de herzieningsaanvraag bij de Hoge Raad in door middel van een schriftelijke vordering. Het College van procureurs-generaal kan een procureur-generaal machtigen een of meer van de in deze afdeling opgenomen bevoegdheden uit te oefenen.

2. De herzieningsaanvraag vermeldt de gronden waarop de vordering berust, met bijvoeging van de bewijsmiddelen waaruit van die gronden kan blijken, en een kopie van de uitspraak waarvan herziening wordt gevorderd.

3. De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk indien:
a. deze niet voldoet aan de in het eerste en tweede lid gestelde vereisten;
b. op het moment waarop de herzieningsaanvraag wordt ingediend het recht tot strafvordering voor het strafbare feit waarop de aanvraag betrekking heeft is vervallen door verjaring of door het overlijden van de gewezen verdachte;
c. de herzieningsaanvraag het in artikel 482a, eerste lid, onder a, vermelde geval betreft en voor hetzelfde feit reeds eerder een herziening van een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland is gevorderd, of
d. de herzieningsaanvraag niet een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland betreft.

4. De Hoge Raad wijst de herzieningsaanvraag af indien deze kennelijk ongegrond is.

5. In de overige gevallen zijn de artikelen 466, eerste en derde lid, 467, 468, eerste en derde tot en met vijfde lid, 470, 474 en 481 van overeenkomstige toepassing alsmede de navolgende bepalingen van deze afdeling.

6. Artikel 464a is van overeenkomstige toepassing.



Artikel 482c

1. Behoudens het bepaalde in artikel 482e worden bij een onderzoek naar de aanwezigheid van een grond voor herziening als bedoeld in artikel 482a de bevoegdheden die door de wet aan opsporingsambtenaren zijn toegekend, niet tegen de gewezen verdachte uitgeoefend.

2. Ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag kan een daartoe door het College van procureurs-generaal aangewezen officier van justitie bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in een rechtbank die nog geen kennis heeft genomen van de zaak en die niet gelegen is binnen het ressort van een gerechtshof dat kennis heeft genomen van de zaak, een vordering indienen tot een nader onderzoek indien:
a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de Hoge Raad een herzieningsaanvraag gegrond zal achten en
b. dat onderzoek dringend noodzakelijk is.

3. De vordering van de officier van justitie behelst een opgave van de onderzoekshandelingen die door de rechter-commissaris dienen te worden verricht en is met redenen omkleed. De vordering behoeft voorafgaande schriftelijke instemming van het College van procureurs-generaal.

4. De officier van justitie geeft zodra het belang van het onderzoek dat toelaat schriftelijk kennis van de vordering aan de gewezen verdachte en diens raadsman.

5. De rechter-commissaris wijst de vordering af indien deze kennelijk ongegrond is.

6. In het andere geval hoort hij, alvorens te beslissen, de gewezen verdachte over de vordering van de officier van justitie, tenzij het belang van het onderzoek dringend vordert dat van het horen van de gewezen verdachte over die vordering wordt afgezien.

7. De gewezen verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan.



Artikel 482d

1. De rechter-commissaris beslist zo spoedig mogelijk over de in artikel 482c, tweede lid, bedoelde vordering. De beschikking is met redenen omkleed en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de officier van justitie en betekend aan de gewezen verdachte, met vermelding van de termijn waarbinnen en de wijze waarop het rechtsmiddel, dat tegen de beschikking openstaat, moet worden ingesteld. Indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert kan de rechter-commissaris betekening van de beschikking aan de gewezen verdachte uitstellen.

2. Voor de officier van justitie staat binnen veertien dagen na de beschikking en voor de gewezen verdachte binnen veertien dagen na de betekening van die beschikking hoger beroep open bij de rechtbank.

3. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk.



Artikel 482e

1. In geval van toewijzing van de in artikel 482c, tweede lid, bedoelde vordering verricht de rechter-commissaris zo spoedig mogelijk de verzochte onderzoekshandelingen alsmede andere handelingen die hij noodzakelijk acht. De rechter-commissaris gaat niet over tot het verrichten van de onderzoekshandelingen zolang tegen zijn beschikking nog hoger beroep openstaat en zo dit is ingesteld, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist, tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van de voorgenomen onderzoekshandelingen gedoogt. Indien de rechtbank het beroep tegen een beschikking tot het instellen van een onderzoek gegrond oordeelt en de rechter-commissaris reeds onderzoekshandelingen heeft verricht, draagt de rechter-commissaris zorg dat de resultaten van dit onderzoek worden vernietigd.

2. Aan de rechter-commissaris komen tijdens het nader onderzoek de aan hem krachtens dit wetboek toekomende bevoegdheden toe, met dien verstande dat hij onverminderd het in de artikelen 63 en 64 bepaalde alleen met verlof van de rechtbank op de vordering van de officier van justitie verleend, een bevel tot bewaring van de gewezen verdachte kan verlenen indien:
a. uit bepaalde gedragingen van de verdachte of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van een ernstig gevaar voor vlucht of
b. de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de gewezen verdachte, aan de dag brengen van de waarheid.

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 66 kan de rechter-commissaris het bevel tot bewaring één keer verlengen met verlof van de rechtbank op de vordering van de officier van justitie verleend. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord.

4. Nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid, zendt de rechter-commissaris de daarop betrekking hebbende stukken aan de officier van justitie. Een afschrift zendt hij aan de gewezen verdachte en diens raadsman.

5. De rechter-commissaris geeft schriftelijk kennis aan de officier van justitie en aan de gewezen verdachte van de beëindiging van het onderzoek.



Artikel 482f

1. Hangende de beslissing op de herzieningsaanvraag kan de Hoge Raad op schriftelijke vordering van het College van procureurs-generaal of ambtshalve een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding tegen de gewezen verdachte uitvaardigen. Dit bevel blijft van kracht tot zestig dagen na de dag waarop een beslissing is genomen op de herzieningsaanvraag, doch kan door de Hoge Raad worden geschorst of opgeheven. De artikelen 62, 67, 67a, 69, 73 en 77 tot en met 86 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bevel tot voorlopige hechtenis slechts kan worden gegeven indien:
a. uit bepaalde gedragingen van de verdachte of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van een ernstig gevaar voor vlucht of
b. de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de gewezen verdachte, aan de dag brengen van de waarheid.

2. Indien de herzieningsaanvraag niet ontvankelijk of ongegrond wordt verklaard wordt de gewezen verdachte onverwijld in vrijheid gesteld.

3. Indien de herzieningsaanvraag niet ontvankelijk of ongegrond wordt verklaard kan de Hoge Raad op verzoek van de gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van de krachtens het eerste lid of artikel 482e ondergane voorlopige hechtenis heeft geleden. De artikelen 89, 90 en 93 zijn van overeenkomstige toepassing.



Artikel 482g

1. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag gegrond acht, verwijst hij de zaak naar een rechtbank die daarvan nog geen kennis heeft genomen en die niet gelegen is binnen het ressort van een gerechtshof dat kennis heeft genomen van de zaak, teneinde hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven hetzij met vernietiging daarvan opnieuw recht te doen.

2. Het rechtsgeding in de verwezen zaak wordt gevoerd met overeenkomstige toepassing van de Zesde Titel van het Tweede Boek, de Tweede en Derde Titel van het Derde Boek, en artikel 476, vierde lid. Het opsporingsonderzoek wordt verricht volgens de daarvoor geldende bepalingen voor zover deze afdeling geen afwijkende bepalingen bevat.

3. De rechter die enig onderzoek in de zaak heeft verricht, neemt op straffe van nietigheid aan het onderzoek op de terechtzitting geen deel.

4. In afwijking van het bepaalde in artikel 67a kan een bevel tot voorlopige hechtenis alleen worden verleend op de in artikel 482f, eerste lid, genoemde gronden.

5. Indien na de vernietiging van de onherroepelijke uitspraak geen straf of maatregel dan wel de maatregel, bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd, kan de rechter op verzoek van de gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van de krachtens deze afdeling ondergane voorlopige hechtenis heeft geleden. De artikelen 89 tot en met 93 zijn van overeenkomstige toepassing.



Artikel 482h

1. Indien de onherroepelijke uitspraak in eerste aanleg door de Hoge Raad is gewezen, verwijst hij de zaak, in zoverre in afwijking van 482g, eerste lid, naar de terechtzitting van de Hoge Raad.

2. De Hoge Raad voert het rechtsgeding in de verwezen zaak op de voet van artikel 482g, tweede, vierde en vijfde lid, en met een aantal van tien raadsheren. Bij het staken van de stemmen wordt een uitspraak ten voordele van de gewezen verdachte gedaan.

3. Tegen de beslissingen van de Hoge Raad is geen beroep of bezwaar toegelaten.



Artikel 482i

1. Aan de gewezen verdachte die geen raadsman heeft, wordt door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een raadsman toegevoegd:
a. op ambtshalve last van de voorzitter van de rechtbank in het geval van een vordering als bedoeld in artikel 482c, tweede lid;
b. op ambtshalve last van de voorzitter van de Hoge Raad in het geval van een herzieningsaanvraag als bedoeld in artikel 482a;
c. op ambtshalve last van de voorzitter van de rechtbank, van het gerechtshof of van de Hoge Raad waar de zaak dient in het geval de zaak op de voet van artikel 482g of 482h is verwezen.

2. De in het eerste lid, onder a, bedoelde toevoeging geschiedt voor de duur van de behandeling door de rechter-commissaris. De in het eerste lid, onder b, bedoelde toevoeging geschiedt voor de duur van de behandeling door de Hoge Raad van de herzieningsaanvraag. De in het eerste lid, onder c, bedoelde toevoeging geschiedt voor de gehele aanleg waarin zij heeft plaatsgehad.

3. De toevoeging van de raadsman is in iedere aanleg kosteloos.



Artikel 483Regeling verantwoordelijkheid hoofden Departementen

1.De artikelen 4-19 der wet van den 22 April 1855 (Staatsblad n°. 33), houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministeriëele Departementen, blijven van kracht.

2.Zij zijn van overeenkomstige toepassing op alle ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen, begaan door de in artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgenoemde personen. Onder ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen worden hier begrepen strafbare feiten begaan onder eene der verzwarende omstandigheden, omschreven in artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht.

3.De procureur-generaal bij den Hoogen Raad is verplicht aan den ontvangen last tot vervolging onmiddellijk gevolg te geven.



Artikel 484Strafvordering strafbare feiten

1. De strafvordering ter zake van strafbare feiten waarvan de Hooge Raad in eersten aanleg kennis neemt, vindt overigens plaats met overeenkomstige toepassing van de regelen omtrent de strafvordering in eersten aanleg van feiten waarvan de rechtbank kennis neemt, behoudens de navolgende uitzonderingen:
1°. Indien de procureur-generaal zulks vordert, wordt door den Hoogen Raad een raadsheer-commissaris uit zijne leden aangewezen.
2°. [Vervallen.]
3°. Niet van toepassing zijn de bepalingen betreffende de verplichtingen van den officier van justitie tegenover den procureur-generaal bij het gerechtshof en diens toezicht op de vervolging van strafbare feiten.
4°. In geval van een doorzoeking van plaatsen of eene schouw, kan zich de raadsheer- commissaris doen vervangen door den rechter-commissaris, de procureur-generaal bij den Hoogen Raad door de officier van justitie in het arrondissement waar de doorzoeking of de schouw moet geschieden.
5°. In geval van vervolging, bedoeld in artikel 483, zijn niet van toepassing de artikelen 237, 238, 241c tot en met 255, 262, 313 en 314, en behelst de dagvaarding een opgave van het feit in de last tot vervolging uitgedrukt.
6°. Tegen de beslissingen van den Hoogen Raad is geen beroep of bezwaarschrift toegelaten.

2. Een onbevoegdverklaring wordt niet uitgesproken indien het feit een misdrijf of overtreding oplevert, waarvan een andere rechter kennisneemt, en de verdachte de verwijzing naar die rechter niet heeft verzocht.



Artikel 485Vervolging der mede-verdachten

De vervolging der mede-verdachten van dengene die voor den Hoogen Raad terechtstaat, heeft voor hetzelfde college plaats.

-

Het wetboek van strafvordering is voor het laatst geactualiseerd op: 18 februari 2014.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl