Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wet milieubeheer
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >



Hoofdstuk 12. Verslag-, registratie- en meetverplichtingen

Titel 12.1. Registers beschermde gebieden

Artikel 12.1 [Vervallen per 01-07-2009]

Artikelen 12.2 t/m 12.3 [Vervallen per 30-06-2005]

Artikelen 12.4 t/m 12.9 [Vervallen per 01-07-2009]




Artikel 12.10

1. Onze Minister, Onze Minister van Economische Zaken, provinciale besturen, gemeentebesturen alsmede beheerders als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, dragen er zorg voor dat overeenkomstig artikel 6 van de kaderrichtlijn water één of meer registers worden bijgehouden van de in bijlage IV van de kaderrichtlijn water bedoelde beschermde gebieden, voor zover die gebieden onder hun beheer vallen.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aangaande de registers. Daarbij kan, in afwijking van het eerste lid, worden voorzien in de mogelijkheid dat de registratie van beschermde gebieden wordt gedaan door provinciale besturen dan wel Onze in het eerste lid genoemde ministers, mede als het gaat om gebieden die in beheer zijn bij andere bestuursorganen.



Titel 12.2. Registratie gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen

Artikel 12.11

1. In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. bevoegd gezag:
1°. bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen;
2°. bestuursorgaan waaraan krachtens artikel 8.41, tweede lid, onder a, een melding wordt gericht;
3°. Onze Minister voor zover de bevoegdheid tot vergunningverlening betrekking heeft op inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet;
4°. Onze Minister voor openbare wegen en vaarwegen voorzover deze door het Rijk worden beheerd en voor krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorwegen;
5°. gedeputeerde staten voor openbare wegen en vaarwegen voor zover deze door de provincie worden beheerd;
6°. burgemeester en wethouders voor openbare wegen en vaarwegen voor zover deze door de gemeente worden beheerd;
7°. dagelijks bestuur van het waterschap voor openbare wegen en vaarwegen voor zover deze door het waterschap worden beheerd;
8°. Onze Minister voor de buisleidingen die behoren tot een krachtens artikel 12.12, tweede lid, aangewezen categorie;
9°. Onze Minister van Economische Zaken voor inrichtingen waarop de Mijnbouwwet van toepassing is;
b. gevaarlijke stoffen:
1°. voor zover het betreft inrichtingen en buisleidingen: stoffen die behoren tot een of meer van de in artikel 9.2.3.1, tweede lid, bedoelde categorieėn, alsmede splijtstoffen en radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Kernenergiewet;
2°. voor zover het betreft transportroutes: stoffen die ingevolge de Wet vervoer gevaarlijke stoffen als gevaarlijk zijn aangewezen;
c. transportroute: openbare weg, krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorweg of vaarweg;
d. buisleiding: leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen;
e. externe veiligheid: veiligheid buiten inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of krachtens een omgevingsvergunning aanwezig mogen zijn en veiligheid buiten transportroutes en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, voor zover die veiligheid kan worden beļnvloed door een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere stoffen dan bedoeld in het eerste lid, onder b, worden aangewezen die, voor zover het betreft inrichtingen en buisleidingen, voor de toepassing van deze titel en de daarop gebaseerde bepalingen worden aangemerkt als gevaarlijke stof.



Artikel 12.12

1. Er is een openbaar register dat gegevens bevat over de externe veiligheid.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de categorieėn van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen aangewezen dan wel mede de gevallen waarover het register gegevens bevat inzake de externe veiligheid.

3. Het register wordt beheerd door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die door de instantie, bedoeld in het derde lid, in het register worden opgenomen.

5. Bij of krachtens de in het vierde lid bedoelde maatregel kunnen tevens regels worden gesteld omtrent de vorm, inrichting en de toegankelijkheid van het register en de wijze waarop het register wordt bijgehouden.



Artikel 12.13

1. Het bevoegd gezag is verplicht gegevens over externe veiligheid aan de instantie, bedoeld in artikel 12.12, derde lid, te verstrekken, evenals de wijzigingen die in deze gegevens optreden.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de te verstrekken gegevens.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het tijdstip waarop de gegevens, bedoeld in het eerste lid, dienen te worden verstrekt.

4. Bij ministeriėle regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens door het bevoegd gezag aan de instantie, bedoeld in artikel 12.12, derde lid, worden verstrekt.



Artikel 12.14

1. Degene die een inrichting drijft waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, degene die een buisleiding gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of degene aan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, verstrekt op verzoek van het bevoegd gezag de gegevens benodigd voor de uitvoering van artikel 12.13, eerste lid, en voert de voor de totstandkoming van de gegevens benodigde berekeningen uit.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die gevaarlijke stoffen voor vervoer aanbiedt en op degene aan wie een concessie voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur is verleend voor zover de hoofdspoorweg wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met dien verstande dat geen gegevens hoeven te worden verstrekt voor zover voor de totstandkoming van de gegevens berekeningen moeten worden uitgevoerd.

3. Het eerste en tweede lid blijven buiten toepassing voor zover de gegevens reeds door het bevoegd gezag zijn verkregen of door het bevoegd gezag op grond van het vijfde lid kunnen worden verkregen.

4. Tot de ingevolge het eerste lid op verzoek van het bevoegd gezag te verstrekken gegevens behoren mede de berekeningen die aan de te verstrekken gegevens ten grondslag liggen.

5. Een bestuursorgaan dat beschikt over gegevens benodigd voor de uitvoering van artikel 12.13, eerste lid, verstrekt op verzoek van het bevoegd gezag die gegevens.

6. De verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op het uitvoeren van nieuwe berekeningen in verband met de vaststelling van besluiten krachtens de Wet ruimtelijke ordening die betrekking hebben op het gebied dat van belang is voor de externe veiligheid, indien reeds eerder berekeningen ingevolge het eerste lid aan het bevoegd gezag zijn verstrekt, dan wel anderszins bij dat gezag beschikbaar zijn.

7. Het verzoek om gegevens te verstrekken wordt schriftelijk gedaan en vermeldt een termijn van ten hoogste drie maanden waarbinnen aan het verzoek moet worden voldaan.

8. Bij ministeriėle regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de op grond van het eerste en tweede lid te verstrekken gegevens, en de wijze waarop deze aan het bevoegd gezag worden verstrekt.



Artikel 12.15

1. De instantie, bedoeld in artikel 12.12, derde lid, maakt de door het bevoegd gezag verstrekte gegevens zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst geschikt voor weergave in het register.

2. De instantie, bedoeld in artikel 12.12, derde lid, maakt de door het bevoegd gezag verstrekte gegevens in het register niet voor een ieder toegankelijk dan nadat het bevoegd gezag met de door die instantie voorgestelde weergave heeft ingestemd. Het bevoegd gezag beslist hierover binnen vier weken na ontvangst van de voorgestelde weergave. Alvorens in te stemmen met de voorgestelde weergave zendt het bevoegd gezag ten minste twee weken voordat wordt ingestemd aan degene die de inrichting drijft waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, onderscheidenlijk degene die een buisleiding gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, onderscheidenlijk degene aan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, een afschrift van de voorgestelde weergave.



Artikel 12.16

1. Op verzoek verstrekt de instantie, bedoeld in artikel 12.12, derde lid, een afschrift van in het register opgenomen gegevens over de externe veiligheid.

2. Bij ministeriėle regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vorm en wijze van het verstrekken door de instantie, bedoeld in artikel 12.12, derde lid, van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot in rekening te brengen vergoedingen voor het op verzoek vervaardigen van afschriften van in het register opgenomen gegevens. De vergoeding bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten.



Artikel 12.17

1. Een verzoek tot herstel van een fout in het register bevat de redenen voor dat verzoek en zo mogelijk de aan te brengen wijzigingen. Het verzoek wordt gericht tot het bevoegd gezag.

2. Uiterlijk binnen acht weken na de dag van ontvangst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid beslist het bevoegd gezag op het verzoek. Het bevoegd gezag deelt zijn beslissing mede aan de verzoeker en aan degene die de betreffende inrichting drijft onderscheidenlijk degene die de betreffende buisleiding gebruikt, onderscheidenlijk degene aan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, waarop het verzoek tot herstel van een fout betrekking heeft.

3. Op de beslissing van het bevoegd gezag tot herstel van een fout is artikel 12.13 van overeenkomstige toepassing.



Titel 12.3. De EG-verordening PRTR en het PRTR-protocol

§ 12.3.1. Algemeen

Artikel 12.18

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
PRTR: register inzake de emissie en overbrenging van verontreinigende stoffen als bedoeld in artikel 12.25, eerste lid;
PRTR-protocol: op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153, en Trb. 2007, 95);
PRTR-verslag: verslag als bedoeld in artikel 12.20, eerste lid;
verslagjaar: kalenderjaar waarover ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR of artikel 12.20a, eerste lid, een PRTR-verslag moet worden opgesteld.



§ 12.3.2. Rapportage door inrichtingen

Artikel 12.19

1. Deze titel is van toepassing op inrichtingen waarin een of meer van de in bijlage I bij de EG-verordening PRTR genoemde activiteiten worden verricht in een mate die de ingevolge die bijlage van toepassing zijnde capaciteitsdrempelwaarde overschrijdt.

2. Onder inrichtingen als bedoeld in het eerste lid worden mede begrepen inrichtingen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.



Artikel 12.20

1. Indien degene die een inrichting drijft, ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR met betrekking tot een kalenderjaar rapportageplichtig is, zendt hij uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar aan de op grond van artikel 12.21 bevoegde instantie langs elektronische weg een verslag bevattende de in artikel 5, eerste en tweede lid, van de EG-verordening PRTR bedoelde gegevens.

2. Het PRTR-verslag voldoet aan de in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR genoemde kwaliteitseisen.

3. Het eerste verslagjaar is 2007.



Artikel 12.20a

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere gegevens dan de in artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR bedoelde gegevens worden aangewezen, die in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Als gegevens als bedoeld in de eerste volzin worden uitsluitend aangewezen gegevens omtrent de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting in het verslagjaar heeft veroorzaakt, en die redelijkerwijs nodig zijn voor:
a. de vervulling door het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning dan wel een vergunning krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet voor de betrokken inrichting te verlenen, van de in onderscheidenlijk artikel 18.2 van deze wet, artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 8.1 van de Waterwet bedoelde taak,
b. de vaststelling van het door die bestuursorganen of andere bestuursorganen te voeren milieubeleid en de controle op de voortgang van de uitvoering van dat beleid, of
c. de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie.

2. De artikelen 5, tweede tot en met vijfde lid, en 9, eerste en tweede lid, van de EG-verordening PRTR en artikel 12.20, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de krachtens het eerste lid aangewezen gegevens.



Artikel 12.20b

Degene die de inrichting drijft, zendt gelijktijdig met toezending van het PRTR-verslag aan de op grond van artikel 12.21 bevoegde instantie, langs elektronische weg een afschrift hiervan aan Onze Minister.



Artikel 12.21

1. Als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2, onder 2, van de EG-verordening PRTR en ingevolge deze titel wordt aangewezen het bestuursorgaan dat voor de inrichting bevoegd is een omgevingsvergunning of een vergunning als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet te verlenen, dan wel, in geval op de inrichting de Mijnbouwwet van toepassing is, Onze Minister van Economische Zaken.

2. In afwijking van het eerste lid wordt Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen als bevoegde instantie voor inrichtingen waar activiteiten worden verricht als bedoeld in bijlage I, nummer 7, onder a, bij de EG-verordening PRTR.



Artikel 12.22

De kwaliteitsbeoordeling van het PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, geschiedt uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.



Artikel 12.23

1. De op grond van artikel 12.21 bevoegde instantie kan uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar verklaren dat een PRTR-verslag niet voldoet aan de bij artikel 5, eerste of tweede lid, van de EG-verordening PRTR, de bij of krachtens artikel 12.20a, eerste lid, van deze wet of de bij artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR gestelde eisen of niet is opgesteld met inachtneming van de bij artikel 5, derde of vierde lid, van de EG-verordening PRTR of de krachtens artikel 12.29, aanhef en onder a tot en met c, gestelde eisen.

2. De bevoegde instantie kan het afgeven van de in het eerste lid bedoelde verklaring voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt uiterlijk op het in het eerste lid bedoelde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die de betrokken inrichting drijft.

3. De bevoegde instantie kan na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, na het tijdstip dat met toepassing van het tweede lid is vastgesteld, alsnog verklaren dat het PRTR-verslag niet voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen, indien:
a. het verslag onjuiste of onvolledige gegevens bevat of
b. het verslag anderszins onjuist was, en degene die het verslag heeft ingediend, dit wist of behoorde te weten.

4. De bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, vervalt vijf jaren na afloop van het verslagjaar.

5. In gevallen waarin niet tijdig een PRTR-verslag is ingediend, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de verklaring inhoudt dat geen PRTR-verslag is ingediend en dat in plaats van 30 juni wordt gelezen: 30 september. Het tweede lid is niet van toepassing.



Artikel 12.24

1. De op grond van artikel 12.21 bevoegde instanties verstrekken de in de artikelen 12.20, eerste lid, en 12.20a, eerste lid, bedoelde gegevens waarvan zij overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR de kwaliteit hebben beoordeeld, aan Onze Minister. De verstrekking vindt plaats in elektronische vorm telkens uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.

2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. op gegevens, opgenomen in een PRTR-verslag ten aanzien waarvan een verklaring als bedoeld in artikel 12.23, eerste lid, is afgegeven, en
b. indien een verklaring als bedoeld in artikel 12.23, vijfde lid, is afgegeven, in welke gevallen de bevoegde instantie uiterlijk op het in het eerste lid bedoelde tijdstip aan Onze Minister meldt dat een verklaring als bedoeld onder a onderscheidenlijk b is afgegeven.

3. De bevoegde instantie kan op verzoek van degene die de inrichting drijft, of ambtshalve bepalen dat bepaalde in een PRTR-verslag opgenomen gegevens niet aan Onze Minister worden verstrekt. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin wordt ingediend gelijktijdig met het toezenden van het PRTR-verslag, doch uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar. Een ambtshalve bepaling als bedoeld in de eerste volzin vindt plaats uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.

4. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid, deelt de bevoegde instantie uiterlijk op het in het eerste lid, tweede volzin, genoemde tijdstip aan Onze Minister mee:
a. welk type informatie geheim is gehouden;
b. op welke grond tot geheimhouding is besloten.

5. In afwijking van het eerste lid worden gegevens ten aanzien waarvan een verzoek als bedoeld in het derde lid is afgewezen, niet eerder verstrekt dan nadat het betrokken besluit ingevolge artikel 20.3 in werking is getreden. Artikel 20.5, eerste lid, is niet van toepassing.

6. In afwijking van het tweede lid worden verklaringen als bedoeld in artikel 12.23 niet eerder gemeld dan nadat het betrokken besluit ingevolge artikel 20.3 in werking is getreden. Artikel 20.5, eerste lid, is niet van toepassing.



§ 12.3.3. PRTR

Artikel 12.25

1. Er is een register dat gegevens bevat over de emissie en overbrenging van verontreinigende stoffen.

2. Het PRTR is voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk.

3. Het PRTR wordt beheerd door Onze Minister.

4. Bij ministeriėle regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de vorm en de inrichting van het PRTR.



Artikel 12.26

1. Het PRTR bevat de door de op grond van artikel 12.21 bevoegde instanties overeenkomstig artikel 12.24, eerste lid, aan Onze Minister verstrekte gegevens alsmede de overeenkomstig artikel 12.24, tweede lid, aan Onze Minister gemelde verklaringen.

2. Het PRTR bevat tevens gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen als bedoeld in artikel 2, negende lid, van het PRTR-protocol, voorzover die gegevens bij Onze Minister aanwezig zijn, die gegevens een voldoende mate van ruimtelijke detaillering bezitten en het opnemen van die gegevens in het PRTR in praktische zin mogelijk is. Indien in het PRTR gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen worden opgenomen, wordt tevens aangegeven met behulp van welke methode die gegevens zijn vergaard.

3. Indien een bevoegde instantie bepaalde gegevens met toepassing van artikel 12.24, derde lid, niet aan Onze Minister heeft verstrekt, wordt in het PRTR aangegeven:
a. welk type informatie geheim is gehouden;
b. op welke grond tot geheimhouding is besloten.



Artikel 12.27

1. Onze Minister maakt de in artikel 12.26 bedoelde gegevens per verslagjaar via het PRTR openbaar telkens uiterlijk op 31 maart van het tweede kalenderjaar volgend op het verslagjaar.

2. In afwijking van het eerste lid geschiedt de openbaarmaking met betrekking tot het verslagjaar 2007 uiterlijk op 30 juni 2009.



Artikel 12.28

Onze Minister is belast met de uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de EG-verordening PRTR.



§ 12.3.4. Aanvullende rapportageverplichtingen

Artikel 12.28a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in hoeverre een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 12.20a, eerste lid, onder a, voorschriften aan de vergunning kan verbinden, die de verplichting inhouden andere gegevens dan de in artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR bedoelde en de krachtens artikel 12.20a, eerste lid, aangewezen gegevens aan te wijzen, die in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Als andere gegevens als bedoeld in de eerste volzin worden uitsluitend aangemerkt gegevens:
a. omtrent de lokale nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting in het verslagjaar heeft veroorzaakt, en
b. die redelijkerwijs nodig zijn voor de vervulling door het bestuursorgaan van de in artikel 12.20a, eerste lid, onder a, bedoelde taak.



§ 12.3.5. Slotbepalingen

Artikel 12.29

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de goede werking van het PRTR en ter uitvoering van de EG-verordening PRTR regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de EG-verordening PRTR;
b. de frequentie van informatievergaring, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de EG-verordening PRTR;
c. de wijze waarop een PRTR-verslag moet worden opgesteld en de inhoud van een dergelijk verslag;
d. de geheimhouding van gegevens, bedoeld in de artikelen 12.24, derde en vierde lid, en 12.26, derde lid;
e. de wijze waarop de kwaliteitsbeoordeling van een PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, moet worden uitgevoerd, of
f. de informatie die mag worden gebruikt om vast te stellen of een inrichting rapportageplichtig is op grond van artikel 12.20, eerste lid, of artikel 12.20a, eerste lid.



Artikel 12.30

Het is verboden te handelen in strijd met artikel 5 van de EG-verordening PRTR.



Titel 12.4. Registratie gegevens brandstoffen en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van vervoer

Artikel 12.31

1. Er is een register dat de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur genoemde gegevens bevat over in Nederland te gebruiken brandstoffen en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van vervoer, die behoren tot een bij die maatregel aangewezen categorie.

2. Het register bevat in elk geval door ondernemingen die brandstoffen ten behoeve van vervoer aan een ander ter beschikking stellen en behoren tot een bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, aangewezen categorie, te openen rekeningen. Bij die maatregel kunnen regels worden gesteld omtrent op vrijwillige basis door andere ondernemingen openen van rekeningen.

3. Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.

4. De ondernemingen, bedoeld in het tweede lid, leveren de gegevens, bedoeld in het eerste lid, en beheren de rekeningen, bedoeld in het tweede lid, volgens bij ministeriėle regeling gegeven regels.

5. Bij ministeriėle regeling kunnen regels worden gesteld omtrent:
a. de werking, organisatie, beschikbaarheid en beveiliging van het register, en
b. het openen, bijhouden en opheffen van rekeningen als bedoeld in het tweede lid.



Artikel 12.32

1. Bij ministeriėle regeling kan worden bepaald dat voor het openen, bijhouden en opheffen van rekeningen als bedoeld in artikel 12.31, tweede lid, vergoedingen verschuldigd zijn overeenkomstig bij die regeling te stellen regels.

2. Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:
a. wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dan noodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komende kosten van het verrichten van de werkzaamheden waarvoor de vergoeding is verschuldigd, en
b. worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.



Artikel 12.33

1. De emissieautoriteit maakt ieder jaar een overzicht openbaar, waarin voor bij ministeriėle regeling aan te wijzen categorieėn van ondernemingen als bedoeld in artikel 12.31, tweede lid, per onderneming de aard, herkomst en duurzaamheidsaspecten van de door die onderneming ten behoeve van vervoer aan een ander ter beschikking gestelde, in Nederland te gebruiken, brandstoffen uit hernieuwbare bronnen zijn opgenomen. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.

2. Bij ministeriėle regeling worden nadere regels gesteld omtrent de inhoud en de wijze van openbaarmaking van het overzicht, bedoeld in het eerste lid.

-

De Wet milieubeheer is voor het laatst geactualiseerd op: 11 maart 2014.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl