Hoofdstuk 16. Handel in emissierechten
Titel 16.1. Algemeen
Artikel 16.1
1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
EU-register voor de handel in emissierechten: register als bedoeld in artikel 4 van de Verordening EU-register handel in emissierechten;
jaarvracht: totale hoeveelheid van een emissie gedurende een kalenderjaar;
nationaal toewijzingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid;
toegewezen eenheid: eenheid als bedoeld in artikel 3, onder 6, van de Verordening EU-register handel in broeikasgasemissierechten (AAU);
tonkilometer: ton lading, vervoerd over een afstand van één kilometer, waarbij onder lading wordt verstaan: de totale massa aan bagage, passagiers, post en vracht die zich tijdens een vlucht aan boord van een vliegtuig bevindt;
tonkilometergegevens: gegevens betreffende de omvang van een luchtvaartactiviteit als bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;
verwijderingseenheid: eenheid als bedoeld in artikel 3, onder 10, van de Verordening EU-register handel in emissierechten (RMU).
2. Voor de toepassing van titel 16.2 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
broeikasgasinstallatie: vaste technische eenheid, waarin een of meer activiteiten worden verricht, die een emissie van een broeikasgas in de lucht veroorzaken en die behoren tot een categorie die met betrekking tot het betrokken broeikasgas bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen, alsmede andere activiteiten die met eerstbedoelde activiteiten rechtstreeks samenhangen en daarmee technisch in verband staan en die gevolgen kunnen hebben voor de emissie van het betrokken broeikasgas in de lucht.
3. Voor de toepassing van afdeling 16.2.1 onderscheidenlijk afdeling 16.2.2 wordt verstaan onder:
emissieverslag: verslag betreffende de emissies in een kalenderjaar als bedoeld in artikel 67 en bijlage X van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel;
handelsperiode: handelsperiode als bedoeld in artikel 3, onder 2, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel;
monitoringsplan: plan als bedoeld in artikel 12 en bijlage I van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel;
verificateur: verificateur als bedoeld in artikel 3, onder 3, van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel;
verificatie: door een verificateur uitgevoerde activiteiten om overeenkomstig de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel een verificatierapport uit te brengen.
Titel 16.2. Broeikasgassen en broeikasgasemissierechten
Afdeling 16.2.1. Inrichtingen
Paragraaf 16.2.1.1. Algemeen
Artikel 16.2
1. Deze afdeling is van toepassing op inrichtingen waarin zich een of meer broeikasgasinstallaties bevinden.
2. Een emissie van een broeikasgas in de lucht wordt uitgedrukt in tonnen kooldioxide-equivalent.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder brandstofverbruik en grondstofgebruik verstaan het verbruik van brandstoffen, onderscheidenlijk het gebruik van grondstoffen, voorzover dat verbruik, onderscheidenlijk gebruik, waarschijnlijk tot emissies van een broeikasgas zal leiden.
Artikel 16.2a
1. Deze afdeling is, met uitzondering van paragraaf 16.2.1.3, mede van toepassing op het transport van CO2 (CCS).
2. Voor de toepassing van deze afdeling op het transport van CO2 (CCS) wordt onder «degene die de inrichting drijft» verstaan: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de transportactiviteit verricht of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over het technisch functioneren van die activiteit is overgedragen.
Artikel 16.2b
1. De artikelen 16.24 tot en met 16.30a zijn van overeenkomstige toepassing op inrichtingen die op grond van artikel 27, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten zijn uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten.
2. Het eerste lid geldt met ingang van 1 januari van het eerste kalenderjaar van de betrokken handelsperiode.
3. Indien een inrichting op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de door die inrichting veroorzaakte emissies de in artikel 27, eerste lid, van die richtlijn opgenomen hoeveelheid overschrijden, is het eerste lid niet langer van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van artikel 16.37, op die inrichting van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de inrichting niet meer voldoet aan de voorwaarden voor uitsluiting. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de inrichting niet meer aan bedoelde voorwaarden voldoet.
4. Indien een inrichting op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de maatregelen die een gelijkwaardige bijdrage leveren tot emissiereductie, niet langer van toepassing zijn, is het eerste lid niet langer van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van artikel 16.37, op die inrichting van toepassing met ingang van de dag volgend op de dag waarop bedoelde maatregelen zijn vervallen. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin bedoelde maatregelen zijn vervallen.
Artikel 16.3
Onder inrichtingen als bedoeld in artikel 16.2, eerste lid, worden mede begrepen inrichtingen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.
Artikel 16.4
Een wijziging van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten of van een bijlage bij die richtlijn gaat voor de toepassing van deze titel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 16.4a
1. Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er zorg voor dat alle besluiten en verslagen die verband houden met de hoeveelheid emissierechten en de toewijzing daarvan en met de bewaking, rapportage en verificatie van emissies onverwijld op passende wijze openbaar worden gemaakt.
2. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 16.2.1.2. Vergunning
Artikel 16.5
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur van de emissieautoriteit een inrichting in werking te hebben.
Artikel 16.6
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een vergunning moet geschieden, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen.
2. Bij of krachtens de maatregel wordt in ieder geval bepaald dat de aanvrager een monitoringsplan, alsmede de in artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel bedoelde ondersteunende documenten bij de aanvraagt indient.
3. Onze Minister kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde krachtens het eerste of tweede lid.
Artikel 16.7
Het bestuur van de emissieautoriteit beslist binnen vier maanden op de aanvraag om een vergunning.
Artikel 16.8
1. Het bestuur van de emissieautoriteit zendt het monitoringsplan dat is ingediend bij de aanvraag om een vergunning krachtens artikel artikel 16.5, aan het bestuursorgaan dat voor de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft, bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen, dan wel, in geval voor de inrichting het in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet vervatte verbod geldt, Onze Minister van Economische Zaken.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit stelt het betrokken andere bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, gedurende vier weken in de gelegenheid advies uit te brengen over het monitoringsplan met het oog op de samenhang tussen dit plan en de betrokken omgevingsvergunning of vergunning, bedoeld in artikel 40 van de Mijnbouwwet, dan wel de betrokken aanvraag om een omgevingsvergunning of vergunning als hiervoor bedoeld.
Artikel 16.9
Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor dat geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de inrichting gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, hoofdstuk 8 van deze wet of de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 16.10
De vergunning wordt geweigerd indien het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, dit hoofdstuk of, voor zover van toepassing, artikel 24, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde verordening zijn gesteld dan wel indien door verlening anderszins strijd zou ontstaan met regels die met betrekking tot de inrichting gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.
Artikel 16.11
1. In een vergunning wordt duidelijk aangegeven waarop zij betrekking heeft. De vergunning vermeldt de naam en het adres van degene die de inrichting drijft, waarop de vergunning betrekking heeft.
2. Het monitoringsplan maakt in ieder geval deel uit van de vergunning. De overige onderdelen van de aanvraag om de vergunning maken deel uit van de vergunning, voorzover dat in de vergunning is aangegeven.
Artikel 16.11a [Vervallen per 12-04-2013]
Artikel 16.12
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel en met betrekking tot:
a. de monitoring van emissies;
b. het emissieverslag;
c. andere personen dan de vergunninghouder krachtens artikel artikel 16.5, die bij de uitvoering van het monitoringsplan zijn betrokken.
Artikel 16.13
1. De vergunninghouder wijzigt het monitoringsplan zo spoedig mogelijk, indien:
a. wijziging van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel daartoe aanleiding geeft;
b. de krachtens de artikelen 16.6 of 16.12 gestelde regels daartoe aanleiding geven;
c. het bestuur van de emissieautoriteit daarom verzoekt.
2. De vergunninghouder legt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de meest actuele versie van het monitoringsplan over.
Artikel 16.13a
1. Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van deze paragraaf regels gesteld met betrekking tot het melden aan het bestuur van de emissieautoriteit van:
a. het geheel, gedeeltelijk of tijdelijk beëindigen van de werking van een broeikasgasinstallatie;
b. het hervatten van de productie na beëindiging van de werking van een broeikasgasinstallatie;
c. een aanzienlijke vermindering van de capaciteit van een broeikasgasinstallatie.
2. Bij ministeriële regeling kan ter uitvoering van deze paragraaf worden bepaald dat ook andere handelingen of omstandigheden aan het bestuur van de emissieautoriteit moeten worden gemeld.
3. Bij ministeriële regeling kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot het goedkeuren van veranderingen van het monitoringsplan.
Artikel 16.14
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel.
Artikel 16.15
Het bestuur van de emissieautoriteit zendt het betrokken andere bestuurorgaan, bedoeld in artikel 16.8, eerste lid, een exemplaar van het voor de betrokken inrichting opgestelde emissieverslag en het bijbehorende verificatierapport.
Artikel 16.16
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar waarin het emissieverslag overeenkomstig artikel 67 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel moet worden ingediend, vaststellen dat dit verslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij genoemde verordening of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt voor het in de eerste volzin genoemde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het emissieverslag heeft ingediend. De mededeling omvat de reden voor de verdaging.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan na het tijdstip, genoemd in het eerste lid, onderscheidenlijk, indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van dat lid, na het tijdstip dat met toepassing van die volzin is vastgesteld alsnog vaststellen dat het emissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld, indien:
a. degene die overeenkomstig artikel 67 van de genoemde verordening bij het bestuur van de emissieautoriteit een emissieverslag heeft ingediend, in dat verslag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens zou hebben geleid tot de vaststelling van een andere jaarvracht,
b. het betrokken emissieverslag anderszins onjuist was en de betrokken persoon dit wist of behoorde te weten.
3. De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt tien jaren na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 16.17
Voordat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing geeft aan artikel 70, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, stelt het degene, die ingevolge artikel 67 van genoemde verordening het emissieverslag heeft ingediend of had moeten indienen, in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.
Artikel 16.18
1. Het bestuur van de emissieautoriteit geeft desgevraagd aan een ieder kosteloos inzage in en verstrekt tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar van een emissieverslag dat bij hem is ingediend.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit geeft vooraf kennis van de mogelijkheid tot inzage in en van de verkrijgbaarheid van het emissieverslag. De kennisgeving wordt gedaan op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt.
Artikel 16.19
1. Een voor een inrichting verleende vergunning geldt voor een ieder die de inrichting drijft. Deze draagt ervoor zorg dat het monitoringsplan wordt nageleefd.
2. De vergunninghouder meldt aan het bestuur van de emissieautoriteit een verandering van naam of adres van de houder van de vergunning of, indien dit een ander is, van degene die de inrichting drijft.
Artikel 16.20
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de vergunning wijzigen of aanvullen, de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden, indien dit naar zijn oordeel nodig is in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten.
2. Met betrekking tot de beslissing ter zake zijn de artikelen 16.7, 16.8 en 16.9 van overeenkomstige toepassing.
3. In een geval als bedoeld in artikel 16.19, tweede lid, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning overeenkomstig de melding.
Artikel 16.20a
1. Op aanvraag van de vergunninghouder kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden.
2. Met betrekking tot de beslissing ter zake zijn de artikelen 16.6 tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.20b
1. Het bestuur van de emissieautoriteit beziet ten minste elke vijf jaar of de vergunning, de aan de vergunning verbonden voorschriften en het van de vergunning deel uitmakende monitoringsplan nog juist en volledig zijn, mede gezien de in artikel 14 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel en in artikel 16.13 genoemde veranderingen en ontwikkelingen.
2. Met betrekking tot de beslissing ter zake en de inhoud van de voorschriften zijn de artikelen 16.6 tot en met 16.12 en 16.20, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. Het bestuur van de emissieautoriteit kan tevens het van de vergunning deel uitmakende monitoringsplan wijzigen voor zover de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, daartoe noopt.
Artikel 16.20c
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan een vergunning intrekken, indien:
a. met betrekking tot de inrichting een krachtens artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genomen beschikking in werking is getreden;
b. deze afdeling niet meer op de inrichting van toepassing is.
2. De verplichting tot het indienen van een emissieverslag als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel blijft, voor wat betreft het kalenderjaar waarin de beschikking tot intrekking van de vergunning van kracht is geworden, na intrekking van de vergunning op de laatste houder daarvan rusten, totdat aan die verplichting is voldaan.
Artikel 16.21
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot inrichtingen waarvoor het in artikel artikel 16.5, vervatte verbod geldt en die behoren tot een bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel aangewezen categorie, regels worden gesteld, die nodig zijn in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten. Bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel kan worden bepaald dat bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
2. Bij of krachtens de maatregel kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen worden bepaald dat het bestuur van de emissieautoriteit bij het verlenen of wijzigen van de vergunning daaraan voorschriften kan verbinden. Artikel 8.42a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.22 [Vervallen per 01-07-2012]
Paragraaf 16.2.1.3. Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten
Subparagraaf 16.2.1.3.1. Het veilen en kosteloos toewijzen van broeikasgasemissierechten
Artikel 16.23
1. Overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 29bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten worden broeikasgasemissierechten die niet overeenkomstig deze paragraaf kosteloos worden toegewezen, geveild.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302).
Artikel 16.24
1. Onverminderd artikel 16.31 beslist Onze Minister per handelsperiode over de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.
2. Het nationale toewijzingsbesluit bevat in ieder geval:
a. een lijst van alle inrichtingen die op 30 juni 2011 beschikken over een vergunning op grond van artikel artikel 16.5;
b. de aantallen broeikasgasemissierechten die op grond van deze paragraaf voor elk kalenderjaar binnen de handelsperiode kosteloos worden toegewezen voor inrichtingen die zijn opgenomen op de lijst, bedoeld onder a;
c. de aantallen broeikasgasemissierechten die voor inrichtingen die op grond van artikel 27, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bij de Europese Commissie zijn gemeld voor uitsluiting van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten worden toegewezen onder de voorwaarde dat:
1°. de Europese Commissie op grond van artikel 27, tweede lid, van die richtlijn binnen de in dat lid bedoelde termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de voorgenomen uitsluiting;
2°. de inrichting, na uitgesloten te zijn geweest van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten, op grond van artikel 27, derde lid, van die richtlijn weer in dat systeem is opgenomen.
3. Kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten voor inrichtingen die zijn opgenomen op de lijst, bedoeld in het tweede lid, onder a, vindt in ieder geval plaats voor de productie van warmte of koeling door:
a. stadsverwarming en
b. hoogrenderende warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 3, onder i, van richtlijn nr. 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad (PbEU L 52) voor een economisch aantoonbare vraag als bedoeld in artikel 3, onder c, van die richtlijn.
4. De kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
Artikel 16.25
De berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
Artikel 16.26
Bij de in artikel 16.25 bedoelde berekening wordt de in artikel 9 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde lineaire factor toegepast, voor zover de in artikel 16.25 bedoelde uitvoeringsmaatregelen daartoe nopen.
Artikel 16.27
1. Van de voor de handelsperiode die aanvangt op 1 januari 2013 met het oog op kosteloze toewijzing berekende aantallen broeikasgasemissierechten wordt in 2013 80% kosteloos toegewezen, waarna de kosteloze toewijzingen per kalenderjaar in gelijke stappen worden verminderd tot 30% van de berekende aantallen broeikasgasemissierechten in 2020. In het nationale toewijzingsbesluit voor de handelsperiode die aanvangt op 1 januari 2021 wordt van de broeikasgasemissierechten uiteindelijk in 2027 0% kosteloos toegewezen.
2. In afwijking van het eerste lid wordt in geval van een bedrijfstak of een deeltak die overeenkomstig artikel 10bis, dertiende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant weglekrisico voor de handelsperiode die aanvangt op 1 januari 2013 van de voor dat geval berekende aantallen broeikasgasemissierechten 100% kosteloos toegewezen.
3. In afwijking van het eerste lid wordt van de aantallen broeikasgasemissierechten die voor een handelsperiode zijn berekend voor inrichtingen als bedoeld in artikel 16.2b, eerste lid, 0% kosteloos toegewezen.
Artikel 16.28
Geen kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten vindt plaats voor:
a. het opwekken van elektriciteit, behoudens voor zover de elektriciteit met restgassen wordt geproduceerd;
b. elektriciteitsopwekkers als bedoeld in artikel 3, onder u, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, tenzij het betreft een activiteit als bedoeld in artikel 16.24, derde lid, of tenzij in de uitvoeringsmaatregelen, bedoeld in artikel 16.25, anders is bepaald;
c. het afvangen van CO2 met het oog op transport en geologische opslag op een opslaglocatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 140) waarvoor op grond van hoofdstuk 3 van die richtlijn vergunning is verleend, het transporteren van CO2 met het oog op een dergelijke opslag alsmede het geologisch opslaan van CO2 op een dergelijke opslaglocatie.
Artikel 16.29
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten;
b. het aanleveren van gegevens met het oog op die toewijzing;
c. de verificatie van de aan te leveren gegevens;
d. de berekening van de aantal broeikasgasemissierechten met het oog op die toewijzing.
Artikel 16.30
1. Op de voorbereiding van het nationale toewijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. Het nationale toewijzingsbesluit wordt vastgesteld en bekendgemaakt uiterlijk twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerp van het te nemen besluit en ten minste 15 maanden voor het begin van de handelsperiode.
4. In afwijking van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het vastgestelde nationale toewijzingsbesluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit in de Staatscourant. Het nationale toewijzingsbesluit wordt tevens toegezonden aan de Europese Commissie.
Artikel 16.30a
1. Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de beoordeling door de Europese Commissie overeenkomstig de artikelen 10bis, vijfde lid, 11, derde lid, en 27, eerste en tweede lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten niet behoeft te worden gewijzigd, wordt daarvan mededeling gedaan in de Staatscourant.
2. Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de in het eerste lid bedoelde beoordeling geheel of gedeeltelijk moet worden gewijzigd, stelt Onze Minister het nationale toewijzingsbesluit opnieuw vast nadat daarin zijn verwerkt de door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen met betrekking tot:
a. de toepassing van een uniforme correctiefactor als bedoeld in artikel 10bis, vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;
b. het weigeren op grond van artikel 11, derde lid, van de onder a genoemde richtlijn van:
1°. opname van een inrichting op de lijst, bedoeld in artikel 16.24, tweede lid, onder a;
2°. toewijzing van broeikasgasemissierechten voor een inrichting als bedoeld onder 1° of het aantal voor een dergelijke inrichting kosteloos toegewezen broeikasgasemissierechten;
c. uitsluiting van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten van inrichtingen die daartoe zijn gemeld op grond van artikel 27, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten en de toewijzing van broeikasgasemissierechten voor die inrichtingen.
3. Artikel 16.30, eerste tot en met derde lid, is niet van toepassing. Artikel 16.30, vierde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.31
1. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met toepassing van artikel 20.5a een tussenuitspraak heeft gedaan, wijzigt Onze Minister het nationale toewijzingsbesluit met inachtneming van die uitspraak. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
2. Het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit wordt genomen binnen tien weken na de dag waarop de tussenuitspraak, bedoeld in artikel 20.5a, in het openbaar is uitgesproken.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk vervangt een met toepassing van het eerste lid gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit het oorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit.
Artikel 16.32
1. Degene die een inrichting drijft, die kan worden aangemerkt als nieuwkomer als bedoeld in artikel 3, onder h, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, kan Onze Minister verzoeken om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten. De toewijzing geschiedt overeenkomstig artikel 10bis, zevende lid, en de op grond van dat artikellid door de Europese Commissie gestelde regels en, indien het betreft een activiteit die op grond van artikel 24 van genoemde richtlijn in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is opgenomen, overeenkomstig artikel 24, tweede lid, van genoemde richtlijn.
2. De artikelen 16.24, derde lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Een op grond van het eerste lid genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten wordt toegezonden aan de Europese Commissie. Toezending vindt plaats gelijktijdig met of zo spoedig mogelijk na toezending van het besluit aan de aanvrager.
4. Indien het besluit naar aanleiding van de beoordeling door de Europese Commissie overeenkomstig de op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde uitvoeringsmaatregelen niet behoeft te worden gewijzigd, wordt daarvan mededeling gedaan aan de aanvrager.
5. Indien het besluit naar aanleiding van de in het vierde lid bedoelde beoordeling geheel of gedeeltelijk moet worden gewijzigd, wijzigt Onze Minister het besluit met inachtneming van de door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen.
6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de procedure met betrekking tot de behandeling van een dergelijk verzoek.
Artikel 16.33
1. Overeenkomstig artikel 10bis, zevende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten worden broeikasgasemissierechten in de reserve voor nieuwkomers die niet kosteloos zijn toegewezen, geveild. Daarbij wordt rekening gehouden met de mate waarin inrichtingen gebruik hebben kunnen maken van deze reserve.
2. Artikel 16.23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.33a
Indien de Europese Commissie op grond van artikel 24bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de kosteloze toewijzing en verlening van broeikasgasemissierechten voor projecten die de emissie van broeikasgassen verlagen maar waarop deze titel niet van toepassing is. Deze regels voldoen aan genoemde uitvoeringsmaatregelen.
Artikel 16.34
Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 37 tot en met 42 van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302).
Subparagraaf 16.2.1.3.2. Wijziging van toewijzingsbesluiten
Artikel 16.34a
Indien de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, dertiende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten de lijst van bedrijfstakken of deeltakken die geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant risico op het weglekeffect, aanpast, en het bedrijfstakken of deeltakken betreft die in Nederland zijn gevestigd, wijzigt Onze Minister een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en dertiende lid, van die richtlijn heeft vastgesteld. De artikelen 16.24, derde lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.34b
1. Een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld, worden gewijzigd of ingetrokken:
a. indien de werking van een broeikasgasinstallatie geheel wordt beëindigd, tenzij de vergunninghouder ten genoegen van Onze Minister aantoont dat de productie binnen een concrete en redelijke termijn zal worden hervat,
b. indien de werking van een broeikasgasinstallatie tijdelijk wordt beëindigd,
c. indien de werking van een broeikasgasinstallatie gedeeltelijk wordt beëindigd,
d. indien de capaciteit van een broeikasgasinstallatie aanzienlijk wordt verminderd, of
e. indien de omstandigheid, bedoeld onder c, geheel of gedeeltelijk heeft opgehouden te bestaan.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, wordt de werking van een broeikasgasinstallatie geacht geheel beëindigd te zijn indien de vergunning, bedoeld in artikel artikel 16.5, voor de betrokken inrichting is ingetrokken of indien de broeikasgasinstallatie technisch gezien niet meer kan werken of in werking kan worden gesteld.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
4. De artikelen 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.34c
1. Een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan tevens worden gewijzigd of ingetrokken, indien:
a. degene die de inrichting drijft, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid, of
b. het besluit anderszins onjuist was en degene die de inrichting drijft, dit wist of behoorde te weten.
2. De artikelen 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Een besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de betrokken inrichting worden gewijzigd indien acht jaren zijn verstreken sedert de dag waarop het besluit is bekendgemaakt.
Artikel 16.34d
Bij intrekking of wijziging op grond van artikel 16.34b of artikel 16.34c kan worden bepaald dat de intrekking of wijziging terugwerkt tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 16.34e
Op de voorbereiding van een krachtens artikel 16.34a, 16.34b of 16.34c genomen besluit, voor zover een dergelijk besluit strekt tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit, zijn artikel 16.30, vierde lid, van deze wet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Subparagraaf 16.2.1.3.3. Het verlenen van broeikasgasemissierechten
Artikel 16.35
1. Broeikasgasemissierechten worden overeenkomstig artikel 53 van de Verordening EU-register handel in emissierechten verleend aan degene die de inrichting drijft. Verlening van broeikasgasemissierechten vindt slechts plaats, indien voor de betrokken inrichting een vergunning als bedoeld in artikel artikel 16.5, is verleend.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit verleent voor een inrichting als bedoeld in artikel 16.32, eerste lid, het aantal broeikasgasemissierechten dat overeenkomstig dat lid aan die inrichting is toegewezen. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.35a
1. Op verzoek van degene die een inrichting drijft, verleent het bestuur van de emissieautoriteit broeikasgasemissierechten die geldig zijn met ingang van 1 januari 2013 ter vervanging van emissiereductie-eenheden of gecertificeerde emissiereducties die zijn verleend ten behoeve van:
a. voor 1 januari 2013 gerealiseerde emissiereducties uit projectactiviteiten in het kader van het mechanisme van gemeenschappelijke uitvoering, bedoeld in artikel 6 van het Protocol van Kyoto, onderscheidenlijk het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12 van genoemd protocol;
b. op of na 1 januari 2013 gerealiseerde emissiereducties uit projectactiviteiten als bedoeld onder a die voor die datum zijn geregistreerd.
2. Op verzoek van degene die een inrichting drijft, verleent het bestuur van de emissieautoriteit broeikasgasemissierechten die geldig zijn met ingang van 1 januari 2013 ter vervanging van gecertificeerde emissiereducties die zijn verleend voor emissiereducties uit projectactiviteiten in het kader van het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12 van het Protocol van Kyoto, die op of na 1 januari 2013 zijn geregistreerd in een land dat ten tijde van die registratie was opgenomen op de vanwege de Verenigde Naties uitgegeven lijst van minst ontwikkelde landen.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op projectactiviteiten voor:
a. het opwekken van elektriciteit door het vrijmaken van kernenergie;
b. landgebruik, verandering in het landgebruik en bosbouwactiviteiten.
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing zolang het aantal emissiereductie-eenheden en gecertificeerde emissiereducties het percentage ten hoogste toegestaan gebruik dat voor de betrokken categorie inrichtingen is gespecificeerd in de overeenkomstig artikel 11bis, achtste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde maatregelen, niet overschrijdt.
5. Het eerste lid, aanhef en onder a, is van toepassing tot 31 maart 2015.
6. Het tweede lid is van toepassing totdat het betrokken minst ontwikkelde land een op de betrokken emissiereducties betrekking hebbend verdrag met de Europese Unie heeft bekrachtigd, doch, indien voor 1 januari 2020 geen bekrachtiging heeft plaatsgevonden, uiterlijk tot 1 januari 2020.
7. Zodra een internationale overeenkomst over klimaatverandering tot stand is gekomen, is dit artikel uitsluitend van toepassing indien de betrokken derde staat die overeenkomst heeft bekrachtigd.
8. Bij de toepassing van dit artikel neemt het bestuur van de emissieautoriteit de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 11bis, negende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld, in acht.
Artikel 16.35b
1. Op verzoek van degene die een inrichting drijft, verleent het bestuur van de emissieautoriteit broeikasgasemissierechten die geldig zijn met ingang van 1 januari 2013 ter vervanging van kredieten uit projecten of andere emissiereducerende activiteiten in derde staten als bedoeld in artikel 11bis, vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
2. Artikel 16.35a, vierde, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.35c
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op de wijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigd zijn verleend, terugvorderen van degene die de betrokken inrichting drijft. Indien degene die de inrichting drijft, onvoldoende broeikasgasemissierechten bezit, kan een met de waarde van die rechten corresponderend bedrag worden teruggevorderd.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de terug te vorderen broeikasgasemissierechten dan wel het met de waarde van die rechten corresponderende bedrag bij dwangbevel invorderen.
3. Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op de wijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigd zijn verleend, verrekenen met de hoeveelheid voor degene die de inrichting drijft, te verlenen broeikasgasemissierechten voor de daarop volgende handelsperiode.
4. Terugvordering vindt niet plaats voor zover na de dag waarop het besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten is bekendgemaakt, acht jaren zijn verstreken.
5. Bij het bepalen van de waarde van een broeikasgasemissierecht, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, wordt uitgegaan van de gemiddelde marktprijs van een dergelijk recht op het moment van terugvordering. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht wordt bepaald.
Paragraaf 16.2.1.4. De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar
Artikel 16.36
1. Een broeikasgasemissierecht dat op of na 1 januari 2013 overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten is verleend, is geldig ten behoeve van de handelsperiode waarvoor het is verleend.
2. Een broeikasgasemissierecht is geldig met ingang van het tijdstip waarop het overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten is verleend.
Artikel 16.37
1. Onverminderd artikel 34, tiende lid, van de Verordening EU-register handel in emissierechten, levert degene die een inrichting drijft, met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 mei van het daarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten, niet zijnde broeikasgasemissierechten die zijn verleend krachtens afdeling 16.2.2, in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de inrichting in het eerstbedoelde kalenderjaar heeft veroorzaakt.
2. Ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens in acht genomen, die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in het EU-register voor de handel in emissierechten zijn opgenomen.
Artikelen 16.37a en 16.37b [Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 16.38 [Vervallen per 01-09-2011]
Artikel 16.39
Indien degene die een inrichting drijft, ter voldoening aan artikel 16.37, eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de inrichting gedurende dat kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikel dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.
Afdeling 16.2.2. Luchtvaartactiviteiten
Paragraaf 16.2.2.1. Algemeen
Artikel 16.39aArtikel 16.39a
1. Deze afdeling is van toepassing op:
a. vliegtuigexploitanten ten aanzien waarvan Nederland verantwoordelijk is voor de administratie van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en die luchtvaartactiviteiten als bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeren;
b. emissies van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen broeikasgassen veroorzaakt door luchtvaartactiviteiten als bedoeld onder a.
2. Nederland is ten aanzien van een vliegtuigexploitant administrerende lidstaat als bedoeld in het eerste lid, onder a:
a. indien de vliegtuigexploitant beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in artikel 16 van de Luchtvaartwet die valt onder verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PbEU L 293);
b. in gevallen waarin de vliegtuigexploitant niet beschikt over een geldige, door een lidstaat overeenkomstig de verordening, genoemd onder a, verleende exploitatievergunning: indien aan Nederland het grootste deel van de geschatte luchtvaartemissies van door de betrokken vliegtuigexploitant in het basisjaar uitgevoerde vluchten kan worden toegeschreven als bedoeld in artikel 18bis, eerste lid, onder b, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
3. Voor de toepasselijkheid van het tweede lid, aanhef en onder b, wordt uitgegaan van de meest actuele uitgave van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 18bis, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten gepubliceerde lijst.
4. Bij de administratie van vliegtuigexploitanten neemt het bestuur van de emissieautoriteit de richtsnoeren in acht die de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 18bis, vierde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
Artikel 16.39b
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de interpretatie van de luchtvaartactiviteiten, bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Deze regels voldoen in elk geval aan de richtsnoeren die de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 3b van genoemde richtlijn heeft vastgesteld.
Paragraaf 16.2.2.2. Monitoring en verslaglegging
Artikel 16.39c [Vervallen per 12-04-2013]
Artikel 16.39d
De ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel vereiste goedkeuring wordt door het bestuur van de emissieautoriteit geweigerd, indien:
a. het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij genoemde verordening of bij of krachtens dit hoofdstuk;
b. het bestuur van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de vliegtuigexploitant in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.
Artikelen 16.39e t/m 16.39g [Vervallen per 12-04-2013]
Artikel 16.39h
De artikelen 16.12, 16.13, 16.14, 16.16, 16.17, 16.18 en 16.21 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 16.13, eerste lid, onder b, in plaats van «de artikelen 16.6 of 16.12» wordt gelezen: artikel 16.12.
Artikel 16.39i [Vervallen per 12-04-2013]
Paragraaf 16.2.2.3. Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten
Artikel 16.39j
1. Een vliegtuigexploitant kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten met betrekking tot:
a. de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012,
b. de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020 en
c. periodes van acht jaar die beginnen na 31 december 2020.
2. Bij de aanvraag worden tonkilometergegevens overgelegd over de in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten die de vliegtuigexploitant in het referentiejaar heeft uitgevoerd. De aanvraag gaat vergezeld van een verklaring van een onafhankelijke deskundige, waarin de resultaten worden weergegeven van een door hem uitgevoerde beoordeling van de tonkilometergegevens. Artikel 16.39g is van overeenkomstige toepassing.
3. De overgelegde tonkilometergegevens zijn bepaald en geregistreerd:
a. overeenkomstig een plan dat een beschrijving bevat van de wijze waarop de tonkilometergegevens worden bepaald, geregistreerd en bewaard;
b. met inachtneming van de krachtens het zevende lid, aanhef en onder a en b, gestelde regels.
4. Het plan, bedoeld in het derde lid, onder a, is goedgekeurd door het bestuur van de emissieautoriteit. Artikel 16.39d is van overeenkomstige toepassing.
5. Voor de toepassing van het tweede lid wordt als referentiejaar aangemerkt:
a. ten aanzien van de in het eerste lid, onder a, bedoelde periode: 2010;
b. ten aanzien van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde periodes: het kalenderjaar dat eindigt 24 maanden voor het begin van de betrokken periode.
6. De aanvraag wordt ingediend:
a. ten aanzien van de in het eerste lid, onder a, bedoelde periode: uiterlijk 31 maart 2011;
b. ten aanzien van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde periodes: ten minste 21 maanden voor het begin van de betrokken periode.
7. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van dit artikel regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de wijze waarop een tonkilometer wordt berekend;
b. het bepalen en registreren van tonkilometergegevens;
c. het indienen van een ontwerp van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
d. het goedkeuren van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
e. het actualiseren van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
f. het melden van veranderingen en afwijkingen van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
g. de wijze waarop een aanvraag om toewijzing van emissierechten dient te worden gedaan en de gegevens die door de aanvrager dienen te worden verstrekt.
Artikel 16.39k
1. Het bestuur van de emissieautoriteit legt aanvragen die tijdig zijn ingediend en voldoen aan artikel 16.39j, tweede lid, eerste en tweede volzin, en derde volzin voor wat betreft de eisen waaraan de onafhankelijke deskundige moet voldoen, voor aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. De toezending geschiedt ten minste achttien maanden voor het begin van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft of, voor wat betreft de periode, bedoeld in artikel 16.39j, eerste lid, onder a, uiterlijk 30 juni 2011.
Artikel 16.39l
1. Binnen drie maanden nadat de Commissie van de Europese Gemeenschappen een besluit heeft genomen overeenkomstig artikel 3sexies, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, berekent het bestuur van de emissieautoriteit:
a. het totale aantal broeikasgasemissierechten dat voor de betrokken periode wordt toegewezen aan de vliegtuigexploitanten wier aanvragen overeenkomstig artikel 16.39k zijn voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en
b. het aantal broeikasgasemissierechten dat voor elk kalenderjaar binnen die periode aan de vliegtuigexploitanten, bedoeld onder a, wordt toegewezen.
2. De berekening geschiedt:
a. in het geval van het eerste lid, aanhef en onder a: door het aantal in de aanvraag opgenomen tonkilometers te vermenigvuldigen met de benchmark die de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3sexies, derde lid, aanhef en onder e, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld;
b. in het geval van het eerste lid, aanhef en onder b: door het met toepassing van onderdeel a berekende totale aantal broeikasgasemissierechten voor de betrokken periode te delen door het aantal jaren in die periode.
3. Een krachtens het eerste lid door het bestuur van de emissieautoriteit genomen besluit wordt bekendgemaakt binnen de in dat lid genoemde termijn van drie maanden. Van het besluit wordt tevens mededeling gedaan door kennisgeving ervan in de Staatscourant.
Artikel 16.39m
Voor iedere in artikel 16.39j, eerste lid, bedoelde periode wordt van het totale aantal broeikasgasemissierechten voor de luchtvaart, bedoeld in artikel 3quater van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, een gedeelte geveild. Dit gedeelte komt overeen met het aantal broeikasgasemissierechten dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de betrokken periode op grond van artikel 3sexies, derde lid, aanhef en onder b, van genoemde richtlijn ten aanzien van Nederland heeft vastgesteld.
Artikel 16.39n
1. Bij het bestuur van de emissieautoriteit kan een aanvraag om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten uit de bijzondere reserve voor bepaalde vliegtuigexploitanten, bedoeld in artikel 3septies van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, worden ingediend door een vliegtuigexploitant:
a. die een luchtvaartactiviteit als bedoeld in bijlage I bij genoemde richtlijn aanvangt na het jaar waarvoor tonkilometergegevens zijn overgelegd overeenkomstig artikel 16.39j, tweede lid, met betrekking tot een periode, bedoeld in artikel 16.39j, eerste lid, onder b of c, of
b. van wie het aantal tonkilometers gemiddeld met meer dan 18% per jaar is gestegen tussen het referentiejaar, bedoeld in artikel 16.39j, vijfde lid, onder b, en het tweede kalenderjaar van de betrokken periode, bedoeld in artikel 16.39j, eerste lid, onder b of c,
en waarvan de activiteit, bedoeld onder a, of de bijkomende activiteit, bedoeld onder b, niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is van een eerder door een andere vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit.
2. Bij de aanvraag worden tonkilometergegevens overgelegd over de in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten die de vliegtuigexploitant heeft uitgevoerd in het tweede kalenderjaar van de betrokken periode. Artikel 16.39j, tweede lid, tweede en derde volzin, derde, vierde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing. De aanvraag bevat tevens:
a. gegevens waaruit blijkt dat aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder a dan wel b, is voldaan;
b. in het geval van een vliegtuigexploitant als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b: gegevens met betrekking tot de procentuele stijging en de absolute groei van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers.
3. De aanvraag wordt uiterlijk 30 juni van het derde jaar van de betrokken periode ingediend.
4. Bij de beoordeling of een activiteit niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is van een eerder door een andere vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit wordt tevens acht geslagen op luchtvaartactiviteiten uitgevoerd door vliegtuigexploitanten ten aanzien waarvan Nederland geen administrerende lidstaat is.
Artikel 16.39o
1. Het bestuur van de emissieautoriteit legt overeenkomstig artikel 16.39n ingediende aanvragen die voldoen aan de bij of krachtens artikel 16.39n gestelde eisen, voor aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. De toezending geschiedt voor 1 januari van het vierde jaar van de betrokken periode.
Artikel 16.39p
1. Binnen drie maanden nadat de Commissie van de Europese Gemeenschappen een besluit heeft genomen overeenkomstig artikel 3septies, vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, berekent het bestuur van de emissieautoriteit:
a. het aantal broeikasgasemissierechten dat voor de betrokken periode uit de bijzondere reserve wordt toegewezen aan de vliegtuigexploitanten wier aanvragen overeenkomstig artikel 16.39o zijn voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen;
b. het aantal broeikasgasemissierechten dat voor elk kalenderjaar binnen die periode uit de bijzondere reserve aan de vliegtuigexploitanten, bedoeld onder a, wordt toegewezen.
2. De berekening geschiedt:
a. in het geval van het eerste lid, aanhef en onder a: door de benchmark die de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3septies, vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld, te vermenigvuldigen met:
1°. in het geval van artikel 16.39n, eerste lid, aanhef en onder a: het aantal in de aanvraag opgenomen tonkilometers;
2°. in het geval van artikel 16.39n, eerste lid, aanhef en onder b: de absolute groei in tonkilometers boven het in dat onderdeel genoemde percentage;
b. in het geval van het eerste lid, aanhef en onder b: door het met toepassing van onderdeel a berekende aantal broeikasgasemissierechten te delen door het aantal volledige kalenderjaren dat resteert in de betrokken periode.
3. In het geval van het tweede lid, aanhef en onder b, bedraagt het aantal aan een vliegtuigexploitant toe te wijzen broeikasgasemissierechten in de betrokken periode ten hoogste één miljoen.
4. Een krachtens het eerste lid door het bestuur van de emissieautoriteit genomen besluit wordt bekendgemaakt binnen de in dat lid genoemde termijn van drie maanden. Van het besluit wordt tevens mededeling gedaan door kennisgeving ervan in de Staatscourant.
Artikel 16.39q
1. Broeikasgasemissierechten in de bijzondere reserve die niet kosteloos zijn toegewezen, worden geveild.
2. Artikel 16.23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.39r
Bij de toepassing van de artikelen 16.39m tot en met 16.39o neemt het bestuur van de emissieautoriteit de eisen met betrekking tot de werking van de bijzondere reserve in acht die de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3septies, negende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
Artikel 16.39s
Het bestuur van de emissieautoriteit verleent uiterlijk 28 februari van een kalenderjaar aan een vliegtuigexploitant het aantal broeikasgasemissierechten dat hem krachtens artikel 16.39l of artikel 16.39p voor het betrokken jaar is toegewezen.
Artikel 16.39sa
De artikelen 16.35a en 16.35b zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 16.2.2.4. De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar
Artikel 16.39t
1. Een vliegtuigexploitant levert met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 mei van het daarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie gedurende het eerstbedoelde kalenderjaar van in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten waarvoor die vliegtuigexploitant verantwoordelijk is en die op of na 1 januari 2012 hebben plaatsgevonden.
2. Artikel 16.37, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.39u [Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 16.39v
De artikelen 16.36 en 16.38 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.39w
Indien een vliegtuigexploitant ter voldoening aan artikel 16.39t, eerste lid, minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die hij gedurende het betrokken kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikellid dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.
Afdeling 16.2.3. De overgang van broeikasgasemissierechten en andere eenheden
Artikel 16.40
1. Een broeikasgasemissierecht dat overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten is verleend, is vatbaar voor overdracht indien alle bij de overdracht betrokken personen op hun naam een rekening hebben in het EU-register voor de handel in emissierechten. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op broeikasgasemissierechten die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn verleend.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen broeikasgasemissierechten die zijn ontstaan in andere landen dan de lidstaten van de Europese Unie worden aangewezen als broeikasgasemissierechten die kunnen worden overgedragen of verkregen door een persoon op wiens naam in het EU-register voor de handel in emissierechten een rekening staat.
3. Een broeikasgasemissierecht is ook vatbaar voor andere overgang. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.41
1. De voor overdracht van een broeikasgasemissierecht vereiste levering geschiedt door:
a. afschrijving van het broeikasgasemissierecht van de rekening die in het EU-register voor de handel in emissierechten op naam staat van de persoon die het broeikasgasemissierecht overdraagt, en
b. bijschrijving op een rekening in een register als bedoeld onder a, die op naam staat van de persoon die het broeikasgasemissierecht verkrijgt.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke overgang anders dan overdracht.
3. Elke overgang anders dan overdracht werkt tegenover derden eerst nadat het bestuur van de emissieautoriteit de overgang heeft geregistreerd.
Artikel 16.42
1. Nietigheid of vernietiging van de overeenkomst die tot de overdracht heeft geleid, of onbevoegdheid van degene die overdraagt, heeft, nadat de overdracht is voltooid, geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht.
2. Elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat de overdracht tot stand is gekomen.
3. In afwijking van artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan op een broeikasgasemissierecht geen recht van pand worden gevestigd.
4. Op een broeikasgasemissierecht kan geen recht van vruchtgebruik worden gevestigd.
5. Een broeikasgasemissierecht is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 16.42a
1. De artikelen 16.40, eerste en vierde lid, 16.41 en 16.42 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden.
2. Voorzover het betreft de overgang van emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden, wordt voor de toepassing van de artikelen 16.40, eerste lid, en 16.41, eerste lid, onder «een register dat door de betrokken lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten is ingesteld» mede verstaan: een register dat overeenkomstig artikel 7, vierde lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten is ingesteld door een in bijlage I bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering opgenomen Partij die het Protocol van Kyoto heeft bekrachtigd, zoals gespecificeerd in artikel 1, punt 7, van dat protocol.
Afdeling 16.2.4. Registratie van broeikasgasemissierechten en andere eenheden
Artikel 16.43
1. Het bestuur van de emissieautoriteit wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de Verordening EU-register handel in emissierechten.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit voert de taken die het heeft als bevoegde autoriteit voor het EU-register voor de handel in emissierechten uit in overeenstemming met de Verordening EU-register handel in emissierechten en draagt er zorg voor dat het register voldoet aan de vereisten die daaraan ingevolge de Verordening EU-register handel in emissierechten worden gesteld.
3. Als nationale administrateur als bedoeld in artikel 3, onder 22, van de Verordening EU-register handel in emissierechten wordt aangewezen een bij besluit van het bestuur van de emissieautoriteit aangewezen medewerker van de emissieautoriteit. Van een besluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4. Onze Minister wordt aangewezen als betrokken instantie en desbetreffende instantie als bedoeld in de Verordening EU-register handel in emissierechten.
5. In het EU-register voor de handel in emissierechten kunnen naast broeikasgasemissierechten tevens emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden worden geregistreerd.
Artikel 16.44
1. Een ieder kan broeikasgasemissierechten, emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden bezitten.
2. In afwijking van het eerste lid is niet toegestaan het bezit van:
a. lange-termijn gecertificeerde emissiereducties als bedoeld in artikel 3, onder 9, van de Verordening EU-register handel in emissierechten (lCER);
b. voorlopige gecertificeerde emissiereducties als bedoeld in artikel 3, onder 11, van de Verordening EU-register handel in emissierechten (tCER).
Artikel 16.45
Onze Minister kan regels stellen ter uitvoering van de Verordening EU-register handel in emissierechten.
Artikel 16.46
Emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties en verwijderingseenheden die aan het einde van de aanvullende periode voor het voldoen aan verplichtingen, bedoeld in het overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluit 13/CMP.1, op een rekening in het register voor handel in emissierechten zijn geregistreerd, worden geannuleerd.
Afdeling 16.2.5. Instemming met deelname aan projectactiviteiten
Artikel 16.46a
Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder projectdeelnemer: persoon die een verzoek om instemming als bedoeld in artikel 16.46b, derde lid indient.
Artikel 16.46b
1. Dit artikel is van toepassing op projectactiviteiten in het kader van:
a. het mechanisme van gemeenschappelijke uitvoering, bedoeld in artikel 6 van het Protocol van Kyoto (JI), die buiten Nederland of buiten de Nederlandse exclusieve economische zone worden uitgevoerd;
b. het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12 van het Protocol van Kyoto (CDM).
2. Onze Minister verleent instemming met deelname aan projectactiviteiten als bedoeld in het eerste lid en de met betrekking tot die activiteiten overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluiten.
3. De instemming wordt op verzoek van de projectdeelnemer verleend indien:
a. de deelname door de projectdeelnemer aan de projectactiviteit voldoet aan de eisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten aan die deelname zijn gesteld;
b. de projectdeelnemer zijn hoofdvestiging heeft in een staat die de internationale overeenkomst, bedoeld in artikel 11ter, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, heeft bekrachtigd, of in een staat of een subfederale of regionale entiteit die overeenkomstig artikel 25 van genoemde richtlijn aan het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is gekoppeld;
c. voorzover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit door waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: bij de projectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde internationale normen en richtsnoeren, waaronder de richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen, in acht worden genomen;
d. is voldaan aan de nadere regels, bedoeld in het vierde lid.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen met betrekking tot het derde lid nadere regels worden gesteld.
5. De instemming kan worden geweigerd, indien van een andere projectactiviteit waarbij de projectdeelnemer is of was betrokken en waarvoor Onze Minister reeds instemming heeft verleend, is gebleken dat niet is voldaan aan de eisen die in het derde lid met betrekking tot die uitvoering zijn gesteld.
6. Een verleende instemming omvat mede de machtiging van de betrokken projectdeelnemer, voorzover een dergelijke machtiging op grond van de artikelen 6, derde lid, en 12, negende lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten is vereist. Indien de eerste volzin van toepassing is, wordt in de beslissing op het verzoek aangegeven dat de instemming mede de machtiging omvat.
7. Een verleende instemming kan worden ingetrokken, indien niet meer wordt voldaan aan de eisen, gesteld in het derde lid, onder a of b, of, voor zover van toepassing, onder c, of de nadere regels, bedoeld in het vierde lid.
8. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat voor het verlenen van instemming een vergoeding is verschuldigd. In dat geval worden bij die regeling tevens nadere regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de vergoeding en de wijze waarop deze moet worden betaald.
9. Onze Minister stelt bij hem berustende informatie over projectactiviteiten waarvoor hij instemming heeft verleend, voor het publiek beschikbaar. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.46c [Vervallen per 12-04-2013]
Titel 16.3 [Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 16.3.1 [Vervallen per 01-01-2014]
Artikelen 16.47 t/m 16.48 [Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 16.3.2 [Vervallen per 01-01-2014]
Artikelen 16.49 t/m 16.50 [Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 16.3.4 [Vervallen per 01-01-2014]
Artikelen 16.51 t/m 16.55 [Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 16.3.5 [Vervallen per 01-01-2014]
Artikelen 16.56 en 16.57 [Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 16.3.6 [Vervallen per 01-01-2014]
Artikelen 16.58 t/m 16.61 [Vervallen per 01-01-2014]
Afdeling 16.3.7 [Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 16.62 [Vervallen per 01-01-2014]
De Wet milieubeheer is voor het laatst geactualiseerd op: 11 maart 2014.
De status van deze wet is: zeer goed.
Klik hier voor meer informatie.
Uwwet.nl