- rechtspraak
Datum uitspraak: 04-06-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Blijkens artikel 242, eerste lid, aanhef en onder 5°, van de Faillissementswet (Fw) kan de surseance nadat zij is verleend, worden ingetrokken indien, hangende de surseance, de staat van de boedel zodanig blijkt te zijn, dat handhaving van de surseance niet langer wenselijk is of het vooruitzicht dat de schuldenaar na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen niet blijkt te bestaan. Ingevolge het vierde lid van artikel 242 Fw kan tegelijkertijd met het beëindigen van de surseance het faillissement worden uitgesproken.
Het hof merkt vooreerst op dat het faillissement slechts gericht is op de enkele liquidatie van het vermogen van de schuldenaar, terwijl de surseance bedoeld is om de schuldenaar enige tijd te gunnen om orde op zaken te stellen en eventueel tot een sanering van zijn bedrijf te komen, waarbij ook bezien wordt hoe de schuldeisers toch nog een substantieel gedeelte van hun vordering kunnen ontvangen.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl