- rechtspraak
Datum uitspraak: 19-07-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Voor de vraag of er plaats is voor toewijzing van het gevorderde in kort geding dient onderzocht te worden of de vordering voldoende aannemelijk is en of er - kort gezegd - een spoedeisend belang bestaat. De vaststelling dat de vordering aannemelijk is, dient te geschieden aan de hand van hetgeen partijen vóór of tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, omdat in een procedure in kort geding de wettelijke regels omtrent het bewijs niet van toepassing zijn. Verder is een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die de toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel, rechtvaardigen.
Een kenmerkend verschil tussen een bruikleenovereenkomst en een huurovereenkomst is gelegen in het al dan niet verlangen en verschuldigd zijn van een tegenprestatie in ruil voor het gebruik van - in dit geval - de woning. Bij een bruikleenovereenkomst gaat het om het in gebruik geven van de woning om niet, terwijl bij een huurovereenkomst sprake dient te zijn van een voldoende vastomlijnde tegenprestatie. Bij bepaling van de vraag om welke overeenkomst het gaat, is bepalend de strekking van hetgeen is overeengekomen in het licht van hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl