Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN4956, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.040.239/01

Datum uitspraak: 04-08-2010
Inhoudsindicatie: Beroep op dwaling bij het tot standkoming huwelijkse voorwaarden. Omkering bewijslast op grond van de omstandigheiden van dit geval.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector



Uitspraak : 4 augustus 2010
Zaaknummer : 200.040.239/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-3153


[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.H. Heerebout,


tegen


[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.M.A. Oud.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 9 augustus 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 mei 2009 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.

De man heeft op 13 oktober 2009 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 28 augustus 2009 aanvullende stukken ingekomen.

Op 16 juli 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw en de man, bijgestaan door hun respectieve advocaten. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.





HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking waarbij de rechtbank onder meer heeft overwogen dat tussen partijen finaal verrekend dient te worden op basis van de staande huwelijk gewijzigde huwelijkse voorwaarden bij notariële akte van 26 april 2007 en is de beslissing met betrekking tot de omvang van het te verrekenen vermogen aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen ter zake stukken in het geding te brengen. Daarbij zijn de verzoeken van de vrouw - door de rechtbank aldus omschreven - dat verrekening van huwelijkse voorwaarden zoals tussen partijen in 1990 gesloten en bepaling dat er verrekend wordt alsof er tussen de echtgenoten een gemeenschap van goederen bestaat, benoeming van een deskundige die de vermogens van partijen onderzoekt en nader bepaalt, en de bewijslast van hetgeen de man aan vermogen, inkomsten en bedrijven heeft op grond van redelijkheid en billijkheid bij de man te leggen, afgewezen

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

Kern van het geschil

1. In hoger beroep is de kern van het geschil tussen partijen welke huwelijkse voorwaarden tussen hen gelden. De vrouw stelt onder aanvoering van zes grieven dat de staande huwelijk op 26 april 2007 door partijen gemaakte huwelijkse voorwaarden op grond van dwaling dienen te worden vernietigd en dat tussen partijen finaal dient te worden verrekend overeenkomstig de door partijen op 19 juni 1990 vóór hun huwelijk gemaakte huwelijkse voorwaarden. De man heeft het standpunt van de vrouw gemotiveerd bestreden.

2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking - voor zover het de beslissing betreft (naar het hof verstaat) op grond van welke huwelijkse voorwaarden de omvang van het te verrekenen vermogen betreft - te vernietigen, en, opnieuw beschikkende, te bepalen, eventueel onder verbetering van gronden, dat de verrekening zal plaatsvinden op basis van de op 19 juni 1990 door partijen gemaakte huwelijkse voorwaarden.
De daaraan door de vrouw ten grondslag gelegde gronden - zoals toegelicht - komen er op neer dat zij noch door de man noch door de instrumenterende notaris noch door de adviseurs van de man is geïnformeerd over de inhoud en de gevolgen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. Daardoor was zij er niet van op de hoogte dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden nadelige gevolgen hadden voor haar vermogensrechtelijke positie jegens de man indien het huwelijk zou worden ontbonden door echtscheiding. Zij heeft ter zitting voorts aangevoerd dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de akte van gewijzigde huwelijkse voorwaarden niet zou hebben getekend en heeft zij gepleit voor omkering van de bewijslast ter zake.

3. De man bestrijdt het beroep en stelt zich daarbij op het standpunt dat de vrouw zowel door de instrumenterende notaris als door de bij de wijziging betrokken adviseurs van Mazars Paardekooper Hoffman N.V. zowel schriftelijk als mondeling uitvoerig en genoegzaam is geïnformeerd over de inhoud en de gevolgen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. Als grond voor de wijziging van de huwelijkse voorwaarden staande huwelijk voert de man thans aan, dat de vóór het huwelijk gemaakte huwelijkse voorwaarden ten onrechte ondernemingsvermogen in de finale verrekening bij echtscheiding betrokken en dat een door hem in zijn hoedanigheid van ondernemer te verrichten investering aanleiding was om ondermeer de huwelijkse voorwaarden opnieuw te bezien. Bij die gelegenheid is toen die door de man gestelde omissie met instemming van de vrouw hersteld door middel van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. Hij verzoekt het hof om bij beschikking, voorzover rechtens mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren de verzoeken van de vrouw in het ingestelde appel tegen de bestreden beschikking af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Ter zitting heeft de man bewijs aangeboden van zijn vooromschreven stellingen door het horen van getuigen, te weten de instrumenterende notaris en de betrokken adviseurs.

Bewijslastverdeling

4. Het hof overweegt als volgt. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv in verbinding met artikel 6:228 BW rust de bewijslast van de feiten die dwaling opleveren, op degene die zich op dwaling beroept. In het onderhavige geval zou dit betekenen dat de vrouw moet stellen en bewijzen dat zij de strekking en de gevolgen van de akte van 26 april 2007 niet kende. Van deze hoofdregel kan blijkens het slot van artikel 150 Rv echter worden afgeweken indien dat – voor zover hier van belang – uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. Naar het oordeel van het hof brengt een redelijke bewijslastverdeling in het onderhavige geval mee, dat de man dient te bewijzen dat de vrouw genoegzaam is geïnformeerd over en daarmee op de hoogte was van de inhoud en de gevolgen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden waardoor zij de strekking en de gevolgen daarvan heeft overzien danwel heeft kunnen overzien.

5. Daartoe overweegt het hof dat (i) de wijziging van de huwelijkse voorwaarden tot stand is gekomen op initiatief van door of namens de man ingeschakelde adviseurs, (ii) dat de man in de procedures wisselende motieven voor de wijziging heeft aangevoerd (iii) dat de wijziging van de huwelijkse voorwaarden enkel in het voordeel van de man is en in het nadeel van uitsluitend de vrouw (iv) dat in verband daarmee door de vrouw onbetwist is gesteld dat in ieder geval de omvang van het vermogen van de man bij gelegenheid van de wijziging onbesproken is gebleven (v) dat de akte waarbij de huwelijkse voorwaarden zijn gewijzigd bij volmacht is verleden (vi) dat vooralsnog niet is gebleken op welke wijze de vrouw door de instrumenterende notaris is voorgelicht over de strekking en de gevolgen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden en (vii) de vrouw gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij bij gelegenheid van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden er niet op bedacht hoefde te zijn dat het huwelijk binnen afzienbare tijd daarna door echtscheiding zou worden ontbonden.

6. Het hof zal de man toe laten te bewijzen door alle middelen rechtens dat de vrouw genoegzaam is geïnformeerd over en daarmee op de hoogte was van de inhoud en de gevolgen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden waardoor zij de strekking en de gevolgen daarvan heeft overzien danwel kunnen overzien.

7. Ambtshalve wenst het hof dat de navolgende personen als getuigen worden gehoord:
• [getuige 1]
• [getuige 2]
• [getuige 3]

8. Partijen dienen binnen 4 weken na datum van deze beschikking aan de griffier van dit hof hun verhinderdata op te geven. Het hof zal zorgdragen voor het oproepen van de in rechtsoverweging 7 vermelde getuigen. De griffier is mevrouw A.W.M. Verheijen, m.verheijen@rechtspraak.nl, tel. nr. 070-381 1500.

9. De waardering door het hof van het te leveren bewijs is beslissend voor iedere verdere beslissing in het hoger beroep, zodat iedere verdere beslissing wordt aangehouden.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

laat de man toe te bewijzen door alle middelen rechtens dat de vrouw genoegzaam is geïnformeerd over en daarmee op de hoogte was van de inhoud en de gevolgen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden waardoor zij de strekking en de gevolgen daarvan heeft overzien danwel kunnen overzien;

bepaalt dat partijen binnen 4 weken na datum van deze beschikking hun verhinderdata opgeven voor de maanden september, oktober, november en december 2010;

bepaalt dat de man binnen 4 weken na datum van deze beschikking bij brief aan dit hof en de wederpartij aangeeft wie hij als getuigen wenst te horen;

houdt de zaak pro forma aan tot 25 september 2010;

houdt iedere verdere beslissing aan.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Kleykamp-van der Ben, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl