wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
Bron: www.rechtspraak.nl.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws
Datum en nieuws - januari 2019:
25 januari 2019 Celstraf voor overval met bijl op Amersfoortse supermarkt 'De rechtbank Midden-Nederland heeft een 38-jarige man uit Amersfoort veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor afpersing van twee supermarktmedewerkers. Bij de overval, in september 2018, heeft de man een geldbedrag van 1.055 euro buit gemaakt. Kassalades De man is op klaarlichte dag met een grote bijl naar een filiaal van de Jumbo in Amersfoort gegaan. Binnen heeft hij twee kassamedewerkers gesommeerd de kassalades open te maken en het geld aan hem te geven. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke overvallen nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden Ook rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij zich tijdens de overval op geen enkele manier heeft bekommerd om de gevoelens van de medewerkers en de klanten, waaronder een jong kind. Verminderd toerekeningsvatbaar Tijdens de overval was de Amersfoorter onder invloed van drugs en alcohol. Daarnaast is de man gediagnosticeerd met schizofrenie en een verstandelijke beperking. In de periode voor de overval ging het steeds slechter met hem. Hij heeft toen psychische hulp gezocht, maar heeft dit vanwege de lange wachtlijsten niet gekregen. Gelet op de informatie uit het dossier en de rapporten van de deskundigen is de rechtbank van mening dat de man tijdens het plegen van de overval verminderd toerekeningsvatbaar was. Naast de gevangenisstraf legt de rechtbank een aantal bijzondere voorwaarden op. Zo moet hij zich verplicht laten behandelen en mag hij zich niet binnen 500 meter van het jumbo-filiaal in Amersfoort bevinden. Omdat kans op herhaling erg groot is vindt de rechtbank dat de behandeling van de man direct moet starten.' |
25 januari 2019 Man veroordeeld voor stiekem fotograferen vrouwen in kleedkamer sportschool 'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 21-jarige man uit Mill veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur. Hij maakte in een sportschool stiekem foto's met zijn mobiele telefoon van 4 (deels ontklede) vrouwen. De verdachte maakte in december 2015 en januari 2016 stiekem foto’s van de vrouwen (tussen de 18 en 49 jaar) terwijl zij zich aan het omkleden waren in de kleedkamer van een sportschool in Mill. Hij stuurde een aantal van deze foto’s vervolgens via WhatsApp naar een vriend. Foto ter illustratie Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte een gebrek aan respect toonde voor de privacy van de vrouwen. Zij mochten zich in de kleedkamer veilig en onbespied wanen. De man veroorzaakte, zoals blijkt uit de aangiftes, gevoelens van schaamte en onveiligheid bij de slachtoffers. Ook verklaarden zij angstig en bezorgd te zijn, omdat zij niet weten of en onder welke omstandigheden de foto’s in de toekomst op het internet verschijnen. Berechting als minderjarige De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding hem als minderjarige te berechten. Volgens een rapport van de reclassering is sprake van een sociaal emotionele achterstand en een belaste voorgeschiedenis. Hij is in zijn jeugd onder toezicht gesteld, uit huis geplaatst en hij verbleef in pleeggezinnen. Bovendien was hij 18 jaar toen hij de delicten pleegde. De verdachte wordt begeleid door de reclassering vanwege een eerdere veroordeling en volgt inmiddels een behandeling voor zijn problematiek bij zorginstelling GGZ. De rechtbank acht het van belang dat hij deze behandeling kan voortzetten. Verder weegt de rechtbank mee dat de verdachte de ernst van het door hem aangedane leed inziet, oprecht berouw toont en bereid is de door hem aangerichte schade te vergoeden. Volgens de reclassering zijn de persoonlijke omstandigheden van de man zo in positieve zin gewijzigd, dat kan worden aangenomen dat zijn gedrag zich ten goede zal keren. Tot slot speelt mee dat de redelijke termijn waarbinnen een zaak moet worden behandeld ruim is overschreden, omdat het Openbaar Ministerie de zaak volgens eigen zeggen “op de plank liet liggen”. Daarom krijgt de verdachte niet de door de officier van justitie geëiste werkstraf van 60 uur, maar een werkstraf van 40 uur. Eén van de slachtoffers had een schadevergoeding gevraagd van 821,20 euro. De rechtbank bepaalt dat de verdachte dit bedrag aan haar moet betalen.' |
25 januari 2019 Man uit Zevenaar krijgt werkstraf voor veroorzaken verkeersongeval Duiven 'De rechtbank Gelderland veroordeelt een 22-jarige man uit Zevenaar voor het veroorzaken van een verkeersongeval in Duiven. Hij krijgt een taakstraf van 100 uur opgelegd. Op 8 september 2017 verleende de man met zijn auto geen voorrang aan een voor hem van rechts komende fietsster terwijl hij op dat moment een kruising opreed, waardoor hij met deze fietsster in aanrijding kwam. De fietsster viel daarbij en liep een driedubbele beenbreuk op. De rechtbank bestempelt dit als zwaar lichamelijk letsel. Strafbepaling Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de man zijn plichten als verkeersdeelnemer ernstig heeft verzaakt. In principe wordt in vergelijkbare gevallen een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd. Kijkend naar het tijdsverloop en het feit dat de man zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, legt de rechtbank een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden op. Aan deze straf is een proeftijd van 3 jaar gekoppeld. Als compensatie van deze voorwaardelijke rijontzegging legt de rechtbank wel een hogere werkstraf op dan de eis van 80 uur van de officier van justitie, namelijk een werkstraf van 100 uren.' |
24 januari 2019 Uitzendbureau moet FNV en CNV schade betalen na overnemen werk stakend Jumbo-personeel 'Een uitzendbureau uit Venray moet een schadevergoeding betalen aan de vakbonden FNV en CNV omdat ze werk van stakend personeel overnam bij supermarktketen Jumbo. Die keten uit Veghel hoeft zelf niets te vergoeden. De hoogte van de schade wordt in een nadere procedure vastgesteld. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant bepaalde verder dat Jumbo de cao van 2016-2017 nog steeds moet naleven. De supermarktketen uit Veghel sloot jaren geleden een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) af met verschillende werknemersorganisaties, onder wie de landelijke vakbonden FNV en CNV. Die cao trad op 1 april 2016 in werking. In januari 2017 ging Jumbo in gesprek met de bonden over verlenging hiervan. Zo ver kwam het echter niet. Toen de onderhandelingen in april 2017 waren vastgelopen, gingen werknemers van distributiecentra van Jumbo in staking. Zij eisten een betere cao. In de tussentijd sprak de supermarktketen met de centrale ondernemingsraad een eigen arbeidsvoorwaardenregeling af. Volgens de supermarktketen kon dit omdat de oude cao per 1 april 2017 was afgelopen. De vakbonden stellen dat daarvan geen sprake is en stapten naar de rechter. Standpunten Volgens FNV en CNV kwam het geschil tussen hen en Jumbo op scherp te staan doordat tijdens de stakingen in april 2017 sprake zou zijn geweest van een zogenaamde stakingsbreking door de supermarktketen. De bonden meldden dit bij de arbeidsinspectie. Die inspectie concludeerde dat de stakingen werden gebroken door OTTO, een uitzendbureau uit Venray, door tijdens de stakingen uitzendkrachten aan de supermarktketen te leveren. Deze uitzendkrachten deden bij Jumbo zogeheten ‘besmet werk’. Dit betekent dat zij werk overnamen dat was neergelegd door stakend personeel. Volgens de wet is dat niet toegestaan. FNV en CNV stellen dat zowel het uitzendbureau als de supermarktketen daarmee onrechtmatig handelde tegenover de vakbonden en daarom aansprakelijk is voor de geleden schade. Bovendien zou de cao 2016-2017 nog steeds gelden, omdat Jumbo deze niet juist heeft opgezegd. De supermarktketen en het uitzendbureau betwisten kort gezegd dat het leveren en inzetten van uitzendkrachten tijdens de stakingen in strijd was met de wet. De uitzendkrachten zouden al bij Jumbo hebben gewerkt voordat er sprake was van stakingen, zodat zij hun reguliere werkzaamheden mochten blijven doen. Verder betwisten de supermarktketen en het uitzendbureau dat er grote aantallen extra uitzendkrachten zijn ingezet voor het uitvoeren van werkzaamheden als gevolg van de staking. Zij willen dan ook niet opdraaien voor eventueel geleden schade. Daarnaast stellen ze dat hun nieuwe arbeidsvoorwaardenregeling mocht worden afgesloten omdat de oude cao was geëindigd. Oordeel kantonrechter De kantonrechter oordeelt dat het uitzendbureau de wet overtrad, omdat zij 8 uitzendkrachten leverde voor ‘besmet werk’. Deze uitzendkrachten namen werk over dat door stakers was neergelegd. Hiermee handelde het uitzendbureau onrechtmatig tegenover de vakbonden. De supermarktketen deed dit volgens de rechter niet. De betreffende wet geldt namelijk alleen voor degene die de arbeidskrachten levert, niet voor de werkgever waar wordt gestaakt. Al met al is het uitzendbureau aansprakelijk voor de geleden schade. De vakbonden stellen dat zij onder meer reputatieschade en schade voor tevergeefs gemaakte kosten hebben geleden, voorlopig begroot op 500.000 euro. De rechter verwijst voor het vaststellen van de exacte hoogte van de schade naar een aparte procedure. Verder bepaalt de rechter dat de cao die is afgesloten voor 2016-2017, nog steeds geldt. Uit de wet volgt namelijk dat een cao die voor bepaalde tijd is gesloten telkens voor gelijke tijd wordt verlengd, tenzij er wordt opgezegd of in de cao anders is bepaald. Dit is hier niet aan de orde. In deze cao is niet duidelijk beschreven wat er na 1 april 2017 gebeurt. Daarom mocht Jumbo er niet vanuit gaan dat de cao vanaf dat moment was geëindigd. Ook omdat er geen opzegging is geweest, geldt de cao nog altijd. Jumbo moet deze cao dan ook naleven, oordeelt de rechter.' |
23 januari 2019 Gemeente Den Helder handelde onrechtmatig tegenover Rob Scholte 'Gemeente mocht onderhandelingen met Scholte over voormalig postkantoor niet afbreken De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen met Scholte over de aankoop van het voormalig postkantoor in Den Helder af te breken. Atelier en museum Rob Scholte heeft tot april 2018 in het pand gewoond. Naast een atelier was er ook het Rob Scholte Museum gevestigd. Tussen de gemeente en Rob Scholte zijn gedurende enkele jaren gesprekken gevoerd over de permanente vestiging van het museum in het pand, met als doel verkoop van het pand aan Rob Scholte. De gemeente heeft het pand uiteindelijk – na een openbare verkoopprocedure – aan een ander verkocht. Geen koopovereenkomst tot stand gekomen Rob Scholte heeft in deze procedure allereerst gesteld dat er tussen hem en de gemeente een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Daarin heeft de rechtbank hem niet gevolgd. Voor een koopovereenkomst is nodig dat er overeenstemming is over de hoofdzaken van de koop zoals de prijs. Gedurende de onderhandelingen is er geen moment geweest waarop partijen het eens zijn geweest over de hoofdzaken. Rob Scholte en de gemeente hebben nooit een voorstel van elkaar aanvaard. Ook volgt de rechtbank Rob Scholte niet in zijn stelling dat de openbare verkoopprocedure niet volgens de regels is verlopen en dat het pand daarom niet aan een ander mocht worden verkocht. Onderhandelingen onrechtmatig afgebroken De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de gemeente de onderhandelingen met Rob Scholte over de koop van het pand eind november 2017 onrechtmatig heeft afgebroken. Bij dat oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met het gehele verloop van de onderhandelingen tussen Rob Scholte en de gemeente. Bij deze onderhandelingen hebben Scholte en de gemeente zich ingespannen elkaar te naderen. Zij zijn elkaar uiteindelijk dicht genaderd. Van de kant van de gemeente is daarbij nooit een definitief ’nee’ gekomen op de voorstellen van Scholte. Wel heeft de gemeente herhaaldelijk, ook richting Scholte, de intentie uitgesproken het pand aan hem te willen verkopen. En Scholte heeft de gemeente nog uitdrukkelijk verzocht om door te onderhandelen op een moment waarop er een bod en een tegenbod lag. Tot slot is van belang dat waar de bereidheid tot verder onderhandelen met Scholte eind november 2017 ontbrak, deze bereidheid er later met de uiteindelijke koper wel is geweest. Geen bevel om onderhandelingen voort te zetten De rechtbank heeft daarom voor recht verklaard dat de gemeente jegens Rob Scholte onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen over de aankoop van het voormalig postkantoor af te breken. Een bevel om de onderhandelingen voort te zetten, zoals Scholte had gevraagd, heeft de rechtbank echter niet gegeven. Dat is niet mogelijk, omdat het pand al is verkocht en geleverd aan een ander.' |
23 januari 2019 12 jaar voor poging moord op echtgenote in vakantiehuis Vijlen 'De rechtbank Limburg heeft een 51-jarige man uit Kelpen-Oler vandaag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar wegens poging tot moord op zijn echtgenote. Opzet en voorbedachte raad De man had de nodige voorbereidingen getroffen om zijn vrouw, met wie hij in echtscheiding ligt, op te wachten op haar schoonmaakadres, een vakantiehuisje in Vijlen. Zo volgde hij haar met een GPS-tracker die hij onder haar auto had aangebracht. Ook had de man valse nummerplaten op zijn auto gezet. De dag van tevoren heeft hij getest of het geweer functioneerde. Hij heeft 3 keer met het geweer in het bovenlichaam van zijn vrouw geschoten. Daarbij is zij levensgevaarlijk gewond geraakt. Zij heeft het overleefd door adequaat medisch ingrijpen. Na het schieten heeft de man de GPS-tracker onder de auto van zijn vrouw weggehaald en is naar huis gegaan. Daar is hij door de politie aangehouden. De man heeft lang ontkend dat hij iets met het voorval te maken had. Toen de politie hem confronteerde met de uitgebreide onderzoeksbevindingen, heeft de man bekend dat hij geschoten heeft. De man moet ook een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer voor geleden schade.' |
23 januari 2019 Verdachte moet schuld terugbetalen aan nabestaanden Everink 'De 31-jarige man uit Rotterdam die is veroordeeld voor de moord op Koen Everink moet 66.050 euro aan de nabestaanden van Everink terugbetalen. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland in een civiele bodemprocedure bepaald. De Rotterdammer is er niet in geslaagd om te bewijzen dat hij 42.200 euro heeft afgelost van een lening en in januari 2016 een nieuwe afspraak met Everink heeft gemaakt. Twee leningen De gedaagde heeft 26.050 euro van Koen Everink geleend, en 40.000 euro van Tunga Holding, het bedrijf van Everink. Hij zegt dat hij in totaal al 42.200 euro heeft afgelost en heeft geprobeerd dat te bewijzen. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis bepaald dat de leningsovereenkomsten vernietigd moeten worden omdat Everink misbruik heeft gemaakt van de gokverslaving van de man. De voorwaarden van de lening gelden daarom niet meer, maar de schuld nog wel. Vorig jaar heeft de rechtbank de man in een uitvoerig gemotiveerd vonnis schuldig bevonden aan de moord op Koen Everink. De rechtbank houdt er rekening mee dat de man tijdens die, strafrechtelijke, procedure niet de waarheid heeft verteld over de leningen. Ook is er verder geen enkel stuk, zoals een contract, e-mail, of WhatsAppbericht waaruit blijkt dat er bedragen zijn afgelost en er nieuwe afspraken zijn gemaakt. Lening Everink Volgens de man moeten er drie bedragen in mindering worden gebracht op de lening. Everink en hij zouden in november 2015 samen voor 8.000 euro online hebben vergokt op Pokerstars. Het verlies zouden ze delen. Dit is een mogelijk scenario, maar dat is niet genoeg om te concluderen dat het daadwerkelijk zo is gegaan, zo oordeelt de rechtbank. Ook zou hij – vóór de aan hem verstrekte lening - in een casino in Kitzbühel 1.700 euro hebben geleend aan Everink. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat Everink dit bedrag niet verrekend zou hebben in de leenovereenkomst. Ook een contante aflossing van 6.500 euro in december 2015 vindt de rechtbank niet aannemelijk - mede vanwege zijn eigen verklaring dat in die periode al zijn inkomsten zijn opgegaan aan gokken. Lening bedrijf en nieuwe afspraken De man erkent dat hij een bedrag van 40.000 euro heeft geleend, maar stelt dat hij 10.000 moet terugbetalen. Volgens hem hebben hij en Everink samen tussen 27 november en half december 2015 een groot deel van de lening vergokt en zou Everink 30.000 euro van het verlies op zich nemen. Uit het politieonderzoek blijkt dat de gedaagde tussen 27 november en 2 december 32.650 euro naar Pokerstars heeft overgemaakt, maar is er geen enkel bewijs dat zij samen waren. Daarnaast is de accountant van het bedrijf wel op de hoogte van de lening, maar niet van de aflossing. Dit alles maakt het verhaal van de man niet aannemelijk. Verder zouden er volgens hem in januari 2016 tijdens de Australian Open nieuwe afspraken zijn gemaakt over de leningen. Dit vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Daar komt bij dat hij tijdens een eerder gevoerd kort geding heeft gezegd dat er over terugbetaling van de 40.000 euro geen afspraken zijn gemaakt - buiten de bestaande afspraken. Over een nieuwe afspraak op de Australian Open is toen met geen woord gerept.' |
22 januari 2019 2 jaar cel medewerker voor betrokkenheid bij gewapende overval op supermarkt 'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 19-jarige vrouw uit Eindhoven veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf voor haar betrokkenheid bij een gewapende overval op de supermarkt waar ze werkte. De vrouw werkte als avond-leidinggevende bij een supermarkt in Eindhoven. Op 20 juli 2017 hielp zij 2 mededaders vlak voor sluitingstijd bij een overval op de winkel. Hierbij werden het aanwezige personeel en de klanten bedreigd. De vrouw haalde met de mannen de kluis leeg en zij gaf de mannen het apart gelegde geld dat uit de kassa gehaald was. Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat een overval, zeker als daarbij met wapens wordt gedreigd met geweld, een bijzonder traumatische gebeurtenis is voor de slachtoffers. De vrouw hield op geen enkele wijze rekening met de slachtoffers toen zij besloot met haar mededaders op deze manier snel aan geld te willen komen. Ook heeft de vrouw het vertrouwen van haar toenmalige collega’s en leidinggevende op schokkende wijze beschaamd. De rechtbank veroordeelt de vrouw ook tot het betalen van een schadevergoeding van 1.500 euro aan een voormalige collega.' |
18 januari 2019 Veroordeling voor viertal dat verdacht pakketje achterliet bij provinciehuis 'De vier verdachten die in oktober vorig jaar een met tape dichtgeplakte kartonnen doos voor het provinciehuis in Lelystad hebben gelegd zijn door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot werkstraffen van 40 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Door het ’s nachts achterlaten van het pakketje, in combinatie met de spandoeken die ze hebben opgehangen, is het provinciehuis enkele uren afgesloten geweest. Ook het trein- en busstation van Lelystad was enkele uren ontruimd. Een vijfde verdachte is vrijgesproken. Explosieven Opruimingsdienst In de nacht van 21 op 22 oktober 2018 hebben de vier op verschillende plekken spandoeken opgehangen en een afgesloten kartonnen doos voor de hoofdingang van het provinciehuis achtergelaten. Samen met de vijfde verdachte voerde de groep actie tegen het faunabeleid van de provincie Flevoland. De doos werd in de vroege ochtend van 22 oktober gevonden door surveillerende agenten. De autoriteiten hebben het zekere voor het onzekere genomen en, onder andere, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie ingeschakeld. Ook is besloten om de omgeving rond het provinciehuis, waaronder het station van Lelystad, enkele uren af te luiten. Hierdoor was ook het provinciehuis onbruikbaar voor werknemers en publiek. Knuffelbeertje, zeis en dildo Uiteindelijk bleek er geen explosief in de kartonnen doos te zitten, maar een met rode vloeistof besmeurd knuffelbeertje, een plastic zeis en een dildo. Op de dildo stond de naam van een gedeputeerde van de provincie Flevoland geschreven. Volgens de verdachten ging het om een ludieke actie en hebben de hulpdiensten veel te groot opgeschaald. De rechtbank is het daarmee niet eens. In het licht van het huidige tijdsgewricht, terwijl de discussie over de Oostvaardersplassen in heftigheid wordt gevoerd, had het viertal moeten en kunnen weten dat hun actie niet zonder gevolgen zou blijven. Strafmaat Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank onder andere meegewogen dat het provinciehuis, het station en de wegen rondom het provinciehuis enkele uren afgesloten waren. Met het opleggen van de werkstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf wil de rechtbank niet alleen de vier verdachten straffen, maar ook hen en anderen ervan weerhouden soortgelijke acties uit te voeren. Doordat de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachten met hun acties het provinciebestuur wilden dwingen hun besluitvorming te wijzigen wijkt de opgelegde straf af van de eis van de officier van justitie.' |
18 januari 2019 Oud-politieagent en mededaders veroordeeld voor omkoping 'De rechtbank Den Haag heeft vandaag een 36-jarige oud-politieagent veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. Een mededader, een 32-jarige vismaat van de agent is veroordeeld tot 20 maanden. Een andere 47-jarige mededader kreeg 16 maanden opgelegd. Deze laatste man is ook bestraft voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool met 30 stuks munitie en een stroomstootwapen. Criminele contacten De oud-politieagent heeft zich gedurende anderhalf jaar om laten kopen door veelvuldig voor hem toegankelijke, vertrouwelijke informatie te delen met zijn vismaat. Deze man handelde vaak weer op verzoek van de 47-jarige man. Het ging vooral om het verstrekken van informatie over de criminele contacten van de beide mannen. Politie slechte naam bezorgd De rechtbank rekent het de oud-politieagent aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze heeft geschonden. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. De man heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de politie mag hebben. Ook heeft hij schade toegebracht aan het imago van het politiekorps en het vertrouwen van zijn mede politieambtenaren beschaamd. De mededaders hebben daaraan actief bijgedragen. De rechtbank vindt dan ook alleen een gevangenisstraf een juiste straf. Deze straf is niet alleen bedoeld om de mannen af te straffen, maar ook om te voorkomen dat anderen op hetzelfde idee komen.' |
17 januari 2019 Anderhalf jaar cel voor fraudeur met huurcontracten 'Een 24-jarige man krijgt een gevangenisstraf van 18 maanden (waarvan 4 maanden voorwaardelijk) voor het verhandelen van diverse valse huurcontracten. De man verkocht die valse huurcontracten aan klanten die zich daarmee bij de gemeentelijke basisregistratie inschreven en fraude konden plegen, bijvoorbeeld door het aanvragen van een paspoort of uitkering. Via websites De fraude kwam aan het licht nadat bewoners, die last kregen van personen die zich onrechtmatig hadden ingeschreven op hun adres, klaagden over brieven en aanmaningen die niet voor hen bestemd waren. Nader onderzoek wees uit dat op de websites www.adressenbanck.nl en www.n-a-m.nl valse huurcontracten werden aangeboden tegen betaling. Het viel op dat de opmaak van de huurcontracten gelijk was en de huurlasten op de contracten overeenkwamen terwijl grootte en ligging van de woningen verschilden. Allemaal vals Omdat vaststaat dat de man geen toestemming had van de betrokken eigenaren en verhuurders om (een deel van) hun pand te verhuren en de contracten enkel tot doel hadden de zogenaamde huurders een inschrijvingsadres te verschaffen, oordeelt de rechtbank dat de huurcontracten allemaal vals waren. Uit het dossier blijkt dat de contracten veelal werden verkocht aan personen die zich in een moeilijke situatie bevonden en zo snel mogelijk een (post)adres nodig hadden om zich daarmee in te schrijven. Eigen slimheid Door hen valse huurcontracten te verkopen stelde de man zijn kopers niet alleen in staat om zich in te schrijven in de Basisregistratie Personen. Zij konden daardoor ook aanspraak maken op voorzieningen, zoals uitkeringen en toeslagen, waarop zij geen recht hadden. Hier is de samenleving door benadeeld en de man heeft hiervoor geen enkel begrip getoond. Integendeel, hij gaf ter zitting hoog op van zijn idee en zijn bedrijfsplan en zijn eigen slimheid hierbij. Dat zijn idee wellicht niet in overeenstemming was met de wettelijke regels wist hij niet, en dat was kennelijk afdoende voor hem. De toekomst De man heeft zijn rol geminimaliseerd en de schuld met name bij anderen gelegd. Hij heeft ter zitting geen enkel inzicht getoond in de laakbaarheid van zijn handelingen en blijk gegeven daar geen verantwoordelijkheid voor te willen nemen. Hij heeft in zijn laatste woord gezegd dat hij slim genoeg is om dit te doen zonder gepakt te worden, hetgeen de rechtbank het ergste doet vrezen voor zijn toekomstige plannen. Uit rapporten blijkt bovendien dat hij aan de kenmerken voldoet van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Ook is de man al eerder veroordeeld wegens onder meer brandstichting, verduistering en oplichting. Daarom straft de rechtbank hoger dan het Openbaar Ministerie had geëist.' |
16 januari 2019 Geen uitzondering in misbruikzaak in verband met verjaring 'Een inmiddels 65-jarige man stelt in het schooljaar 1964-1965 seksueel te zijn misbruikt door een pater van het Kleinseminarie van de Heilige Geest te Weert en heeft de Nederlandse Provincie van de Congregatie van de Heilige Geest aansprakelijk gesteld voor de gevolgen hiervan wegens onrechtmatige daad. De man stelt zich op het standpunt dat de Congregatie al in 1960-1961 ervan op de hoogte was dat de pater een minderjarige had misbruikt en dat, indien de Congregatie toen maatregelen had getroffen, het misbruik van de man zelf voorkomen had kunnen worden. Door na te laten maatregelen te treffen heeft de Congregatie volgens de man onrechtmatig jegens hem gehandeld. De Congregatie heeft een beroep op verjaring gedaan. Dat beroep slaagt. De vordering is daarom afgewezen. Stelling eiser Eiser stelt dat de maximale verjaringstermijn van in dit geval 30 jaar weliswaar is verstreken, maar dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de Congregatie zich daarop zou kunnen beroepen. Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad waarin is bepaald dat dit in uitzonderlijke gevallen aan de orde kan zijn. Volgens eiser is zijn zaak ook zo’n uitzonderlijk geval. Hij kwam er namelijk pas in 2015 achter dat de Congregatie al in 1960-1961 wist dat de betreffende pater een minderjarige had misbruikt. Eiser kon daarom niet eerder een vordering tegen de Congregatie instellen. Oordeel rechtbank De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een uitzonderlijk geval als bedoeld in de genoemde uitspraak van de Hoge Raad. Die zaak ging over de aansprakelijkheid voor de blootstelling aan asbest. Het slachtoffer werd pas ziek na het verstrijken van de maximale verjaringstermijn. Het uitzonderlijke in dat geval was daarom dat de schade pas ontstond nádat de verjaringstermijn al was verlopen. In deze zaak speelt dat niet. Op het moment dat het (gestelde) seksueel misbruik plaatsvond is er onrechtmatig gehandeld en is de daaruit voortvloeiende schade meteen ontstaan. In principe waren op dat moment dan ook alle elementen aanwezig die nodig zijn voor het instellen van een vordering uit onrechtmatige daad. Daarom geldt de uitzondering hier niet. De vraag of eiser in staat was een vordering in te stellen of zich daarvan bewust was, is voor de beoordeling van het beroep op de uitzondering niet van belang. Het gaat erom of de vordering bestond op het moment dat de maximale verjaringstermijn verstreek.' |
16 januari 2019 Komst supermarkt Maastricht in strijd met bestemmingsplan 'De voorzieningenrechter heeft vandaag beslist dat de opening van de Coop-supermarkt aan de Sint Pieterstraat in Maastricht voorlopig niet door kan gaan. De gemeente had aan de exploitant van de supermarkt een omgevingsvergunning verleend voor het openen van zijn winkel. De exploitant was van plan om de winkel in februari te openen. Onder meer een omwonende, die vreest voor overlast is het hier niet mee eens. Hij vroeg de voorzieningenrechter daarom om, zolang er niet op zijn beroep is beslist, de opening van de supermarkt op te schorten. In strijd met bestemmingsplan De voorzieningenrechter heeft gekeken of een supermarkt op die plaats door het bestemmingsplan wordt toegestaan. Op grond van de letterlijke tekst van het bestemmingsplan is dat niet het geval. Omdat de letterlijke tekst vanwege de rechtszekerheid bepalend is, kon de voorzieningenrechter niet anders dan de verleende omgevingsvergunning schorsen. Dit betekent dat de opening van de supermarkt voorlopig van de baan is en de exploitant ook niet verder mag gaan met bouwwerkzaamheden. Het is niet zo dat daarmee op die plek definitief geen supermarkt komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter geldt totdat door de rechtbank op de bodemzaak wordt beslist. De rechtbank is niet gebonden aan het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter en kan dan daarvan afwijken. Wanneer de bodemzaak door de rechtbank wordt behandeld, is nog niet bekend. Geen spoedeisend belang De eigenaar van een supermarkt in de buurt was het ook niet eens met de komst van de nieuwe supermarkt. Hij vreest voor een lagere omzet van zijn winkel. Dit belang is niet spoedeisend genoeg en daarom heeft de voorzieningenrechter zijn bezwaar afgewezen. Voor de eindconclusie in deze zaak maakt dat echter geen verschil.' |
15 januari 2019 Gemeente mocht vergunning voor supermarkt in Budel niet weigeren 'Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck wees onterecht een vergunning af voor de komst van een supermarkt in Budel. Dat bepaalt de rechtbank Oost-Brabant. Een projectontwikkelaar uit Erp deed in september 2017 een aanvraag voor een vergunning voor de komst van een supermarkt in Budel. De bedoeling is dat er naast een supermarkt onder meer een 140 parkeerplaatsen voor bezoekers en een woning zouden komen op de beoogde locatie. In februari 2018 weigerde de gemeente Cranendonck die vergunning te verlenen. De projectontwikkelaar stapte vervolgens naar de rechter. Foto ter illustratie De gemeente wil de vergunning met name niet verlenen omdat zij stelt dat er te weinig parkeergelegenheid zal zijn. Zij vreest voor nog meer parkeerdruk in de omgeving. Volgens de gemeente liggen 59 parkeerplaatsen op een deel van het perceel waar het bestemmingsplan parkeren voor winkelend publiek niet toelaat. Bovendien zou er met 140 parkeerplaatsen te weinig ruimte zijn. Met een berekening op basis van de planregels zouden er volgens de gemeente namelijk 161 plaatsen nodig zijn voor een supermarkt met een oppervlakte van ruim 2.000 m2. De rechter oordeelt dat de gemeente het bestemmingsplan verkeerd uitlegt. De rechter vindt parkeren op de 59 parkeerplaatsen wel toegestaan. Ook is er volgens de rechter voldoende parkeergelegenheid met in totaal 140 plaatsen. De gemeente mocht volgens de rechter uitgaan van de parkeernorm in de planregels, wat neerkomt op een parkeerbehoefte van 161 parkeerplaatsen. Maar daar moet kort gezegd wettelijk gezien rekening worden gehouden met de huidige situatie, namelijk het aantal parkeerplaatsen bij de bestaande kringloopwinkel. Hierdoor wordt wel degelijk voldaan aan de norm. Al met al is er volgens de rechtbank geen grond voor de gemeente om de vergunning te weigeren. De rechtbank geeft de gemeente als opdracht om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de projectontwikkelaar. ' |
15 januari 2019 Bezorgers Deliveroo vallen onder arbeidsovereenkomst 'Bezorgers die voor Deliveroo maaltijden bezorgen zijn geen zzp-ers, maar kunnen aanspraak maken op een arbeidsovereenkomst bij het bedrijf. Bovendien valt Deliveroo wel degelijk onder de cao voor beroepsgoederenvervoer. Dat heeft de kantonrechter vandaag bepaald in twee zaken die vakbond FNV tegen Deliveroo had aangespannen. De maaltijdbezorgdienst besloot begin 2018 om alle arbeidsovereenkomsten met bezorgers niet te verlengen. In plaats daarvan gingen bezorgers volgens zogenoemde partnerovereenkomsten als zelfstandig ondernemer voor het bedrijf aan de slag. Volgens Deliveroo kregen bezorgers binnen de nieuwe overeenkomst veel meer vrijheid om zelf invulling aan hun werk te geven. De FNV kwam tegen deze wijziging in verzet. Volgens de vakbond was er in de praktijk nog steeds sprake van een relatie tussen een werkgever en werknemer. Gezagsverhouding De kantonrechter is het met de FNV eens. De verhouding tussen Deliveroo en de bezorgers is met de invoering van de nieuwe contractvorm niet wezenlijk veranderd. Daarbij is onder andere van belang dat de partnerovereenkomst een standaardcontract is, dat volledig en eenzijdig door Deliveroo is opgesteld en niet onderhandelbaar is. De rechter oordeelt dat binnen de rechtsverhouding nog altijd sprake is van een gezagsverhouding tussen het bedrijf en de bezorgers. Hierbij spelen de digitale systemen die Deliveroo gebruikt voor het inroosteren van de bezorgers en de bezorging van maaltijden, een belangrijke rol. Hierdoor is in de praktijk de vrijheid van de bezorgers aanzienlijk minder groot dan de partnerovereenkomst suggereert. Weigeren opdracht werkt in nadeel Zo kunnen bezorgers weliswaar zelf bepalen of ze een opdracht wel of niet aannemen, maar weigering of minder vaak beschikbaar zijn werkt vervolgens wel in hun nadeel bij het toebedeeld krijgen van toekomstige opdrachten en het behalen van bonussen. Ook is er weinig tot geen ruimte voor onderhandeling over het tarief. Daarnaast hebben de bezorgers volgens de partnerovereenkomst de mogelijkheid zich te laten vervangen, maar deze bepaling is in de praktijk inhoudsloos. Het moment tussen het aannemen van een bezorgopdracht en het daadwerkelijk bezorgen van een maaltijd is immers dermate kort dat er geen behoefte zal zijn om van de mogelijkheid tot vervanging gebruik te maken. Dit is anders als een gehele dienst wordt overgenomen. Een vervanger moet echter wel vooraf door Deliveroo worden goedgekeurd. Door deze regel past een vervanging ook binnen een gewone arbeidsovereenkomst, vooral omdat Deliveroo tijdens het werk ook over de vervanger gezag heeft. In een eerdere zaak vorig jaar, tussen een bezorger en Deliveroo, oordeelde de kantonrechter vooral op basis van de schriftelijke overeenkomst tussen de partijen dat de bezorger niet in loondienst van het bedrijf was. Het uitgangspunt van die beslissing was echter anders dan die van de uitspraak van vandaag: in deze zaak is de tekst van de schriftelijke overeenkomst wel meegenomen in het oordeel, maar is daarnaast meer diepgaand gekeken naar hoe partijen aan de overeenkomst in de praktijk invulling hebben gegeven. Cao is van toepassing Niet alleen is de verhouding tussen Deliveroo en de bezorgers aan te merken als een arbeidsovereenkomst, het bedrijf valt bovendien onder de werkingssfeer van de cao beroepsgoederenvervoer. De rechter is het met de FNV eens dat de bezorging van maaltijden door Deliveroo moet worden gekwalificeerd als vervoer van goederen over de weg en daarmee onder de cao van die sector valt. Deliveroo is daarmee ook verplicht de cao met terugwerkende kracht na te leven.' |
15 januari 2019 Veroordelingen wegens uitbuiting van inwonend nichtje blijven in stand 'De veroordeling van een echtpaar wegens het medeplegen van mensenhandel door een inwonend, illegaal in Nederland verblijvend nichtje zwaar met huishoudelijke taken te belasten en van school weg te houden, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Het gerechtshof in Den Haag vond bewezen dat het echtpaar hun nichtje, dat zich in een kwetsbare positie bevond, gedurende een zeer lange periode heeft uitgebuit. Het meisje kwam op tienjarige leeftijd vanuit Turkije terecht in het gezin van het echtpaar en hun vier kinderen. Het meisje sprak de Nederlandse taal niet. Ze ging niet net als de andere vier kinderen naar school maar moest in plaats daarvan alle dagen het grootste deel van de huishoudelijke taken en oppastaken verrichten. Ze werd daardoor buitensporig belast. Ook werd ze geslagen en uitgescholden. Ze mocht niet naar een arts of tandarts. Ook werd zij door het echtpaar bedreigd met uitzetting naar Turkije wegens haar illegale status in Nederland. Namens de verdachten werd tegen de veroordeling beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is onder meer geklaagd over de bewezenverklaring van de mensenhandel in het bijzonder waar het gaat om het handelen van de verdachten met de bedoeling van uitbuiting. De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet slagen en laat de veroordelingen in stand. In zijn arrest geeft de Hoge Raad aan dat het onderdeel ‘oogmerk van uitbuiting’ in de wet niet is gedefinieerd. De vraag of daarvan sprake is, moet beoordeeld worden naar de omstandigheden van het geval. Daarbij moet onder meer worden gekeken naar de aard en de duur van de werkzaamheden, de beperkingen die dat voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door degene die tewerkstelt wordt behaald. Het Haagse hof heeft in dit geval het oogmerk van uitbuiting kunnen aannemen. De veroordelingen blijven dan ook in stand. In beide zaken is de gevangenisstraf 21 maanden.' |
11 januari 2019 Verdachte vrijgesproken van betrokkenheid bij de dood van zijn acht weken oude zoontje 'De rechtbank heeft een 40-jarige man vrijgesproken van doodslag op zijn bijna twee maanden oude zoontje in 2014, van (zware) mishandeling met de dood tot gevolg, dan wel dood door schuld. De rechtbank heeft niet de overtuiging dat de vader geweld tegen de baby heeft gepleegd. In het vonnis legt de rechtbank uit dat er niet alleen voldoende wettig bewijs tegen een verdachte moet zijn om tot een veroordeling te komen, maar dat de rechter door die bewijsmiddelen ook de overtuiging moet hebben dat het strafbare feit door een verdachte is begaan. In deze bijzondere strafzaak constateert de rechtbank dat er voldoende wettig bewijs is maar dat zij desondanks niet de overtuiging heeft dat verdachte de dood van zijn zeer jonge zoontje heeft veroorzaakt. Rapportages deskundigen Bij sectie is vastgesteld dat de baby is overleden als gevolg van ernstig schedelhersenletsel door geweld van buitenaf op het hoofd, dat toegebracht is toen de baby nog leefde. De deskundige, een forensisch arts, heeft geconcludeerd dat het fataal verlopen hersenletsel zeer veel waarschijnlijker is bij een heftig schudincident, een forse impact of een combinatie van beide dan bij verzorgingshandelingen of een medische aandoening. Het toebrengen van dergelijk letsel is zo heftig dat getuigen dit direct als gevaarlijk zouden kwalificeren. Het moet kort ervoor gebeurd zijn. De door de verdediging ingeschakelde deskundigen zagen de oorzaak van het fatale letsel meer in medische aandoeningen. Dit acht de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd; ook kan hierdoor niet de combinatie van de aangetroffen letsels worden verklaard. De rechtbank hecht dan ook meer waarde aan de bevindingen van de deskundige forensische arts. Verdachte is in de avond met de baby naar boven gegaan om hem de fles te geven en naar bed te brengen. Op dat moment was hij alleen. Uitgaande van de rapportages van de deskundige zou de conclusie gerechtvaardigd zijn, zo zegt de rechtbank, dat het fatale letsel alleen door verdachte kan zijn toegebracht, namelijk toen hij boven met de baby bezig was. De officier van justitie acht op basis hiervan de doodslag van de baby bewezen. Door een baby hard te schudden of te slaan neem je willens en wetens het risico dat de baby overlijdt, er was dus sprake van voorwaardelijk opzet. Oordeel rechtbank De rechtbank komt tot een ander oordeel. Een aantal elementen hebben ertoe geleid dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat verdachte verantwoordelijk is voor het overlijden van zijn zoontje. Die elementen hebben te maken met de omstandigheden van het gezin van verdachte en zijn vrouw, waarover geen problematiek bekend is, de concrete situatie waarin het toebrengen van het letsel zou hebben plaatsgevonden, de persoon van verdachte en ook zijn gedragingen achteraf. Van belang is onder andere dat de vrouw van verdachte (de moeder van de baby) en de twee personen die op kraambezoek waren, geen alarmerende geluiden via de babyfoon hebben gehoord, alleen de gebruikelijke babygeluidjes. Niemand heeft iets opmerkelijks gehoord. Daardoor bestaat er bij de rechtbank aanzienlijke twijfel of het letsel niet op andere wijze is ontstaan. Het zoontje van verdachte was geen huilbaby en er zijn geen aanwijzingen dat de verzorging verdachte die avond zwaar zou zijn gevallen. Bovendien was zijn vrouw op de benedenverdieping en had zij het kunnen overnemen als dat nodig was geweest. De gedetailleerde verklaringen van verdachte over die avond worden ondersteund door de verklaringen van zijn vrouw en de kraambezoekers. Ook heeft zijn vrouw, zo blijkt uit haar nabestaandenverklaring, ondanks het enorme verdriet nooit getwijfeld aan de onschuld van haar man. Dat alles maakt dat de rechtbank ondanks het bewijs van de forensische rapportages er niet van overtuigd is geraakt dat er sprake is van door verdachte toegebracht letsel. Daarom spreekt de rechtbank hem vrij.' |
11 januari 2019 Tot 6 jaar cel voor gewelddadige woningoverval op bejaarde vrouw in Bladel 'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 25-jarige man uit Breda veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor een gewelddadige woningoverval op een bejaarde vrouw in Bladel. Een bankmedewerker die hem tipte, krijgt voor zijn aandeel een celstraf van 18 maanden. Een derde verdachte wordt vrijgesproken van betrokkenheid. De 78-jarige vrouw werd in september 2017 midden in de nacht overvallen door 2 mannen die haar slaapkamer binnenkwamen. Ze kreeg daarbij meerdere klappen in haar gezicht. Nadat de overvallers de woning hadden doorzocht, vertrokken ze zonder buit.' |
10 januari 2019 Woonwagenwoning geen alternatief voor woonwagen 'De woonwagenbewoners in Waddinxveen hoeven hun woonwagens niet uit. Dat heeft de kantonrechter in Gouda vandaag beslist in een zaak die Woonpartners had aangespannen tegen vijf woonwagenbewoners. Woonpartners heeft de kantonrechter er niet van kunnen overtuigen dat de bijna gerealiseerde woonwagenwoningen gelijk kunnen worden gesteld aan woonwagens. Geen passend alternatief Woonpartners vroeg de rechter om beëindiging van de huurcontracten en ontruiming zodat gestart kan worden met de bouw van tien sociale huurwoningen. Volgens Woonpartners heeft zij de woonwagenbewoners een passend alternatief aangeboden in de vorm van woonwagenwoningen. Hoewel de kantonrechter niet twijfelt aan de goede bedoelingen van Woonpartners heeft zij de kantonrechter er niet van kunnen overtuigen dat de (nagenoeg) gerealiseerde woonwagenwoningen gelijk kunnen worden gesteld aan woonwagens. Bij het aanbieden van alternatieve huisvesting kan de woonbehoefte van woonwagenbewoners niet gelijk worden gesteld aan die van bewoners van reguliere woningen. Het woonwagenleven is namelijk dermate specifiek dat eenzelfde woongenot alleen mogelijk is in een woonwagen. Woonpartners heeft aan de ene kant voldoende aannemelijk gemaakt dat met de realisering van de sociale woningen tegemoet wordt gekomen aan de bestaande behoefte aan dergelijke woningen in de gemeente Waddinxveen. Aan de andere kant is niet aannemelijk geworden dat vervangende en adequate huisvesting voor de woonwagenbewoners beschikbaar is.' |
10 januari 2019 Udens museum krijgt geen schadevergoeding voor zoekgeraakte kerststal 'Het Museum voor Religieuze Kunst uit Uden krijgt geen schadevergoeding voor een zoekgeraakte kerststal van 9 levensgrote figuren. Het museum heeft een niet bestaande stichting voor de rechter gedaagd. Door deze fout kan de rechter niet beoordelen of het museum recht heeft op een schadevergoeding. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant kon niet anders dan het Udense museum niet-ontvankelijk verklaren. Het museum sloot in december 2001 een overeenkomst met de Stichting Museum Bevrijdende Vleugels in Best over de bruikleen van een kerststal met 9 meer dan levensgrote figuren. Het museum mocht de beelden voor onbepaalde tijd, tot wederopzegging, lenen. In september 2017 liet het Udense museum weten de beelden terug te willen hebben. Het museum uit Best had de kerststal volgens eigen zeggen echter niet in haar bezit en verwees naar een voormalig bestuurslid. Toen het Udense museum er met dit bestuurslid niet uitkwam, stapte zij naar de rechter. Het museum wilde kort gezegd een schadevergoeding van 11.344,51 euro voor de zoekgeraakte beelden. In een dergelijk proces is het aan de verzoekende partij, in dit geval Museum voor Religieuze Kunst, om de tegenpartij op te roepen voor een zitting bij de rechtbank. Op de zogeheten dagvaarding had het museum als partij ‘Stichting Bevrijdende Vleugels’ vermeld. Tijdens een eerdere behandeling van de zaak is een afgevaardigde van ‘Stichting Bevrijdende Vleugels Best’ naar de zitting gekomen en liet toen weten dat de gedagvaarde stichting, de ‘Stichting Bevrijdende Vleugels’, niet bestaat. In december kwam de zaak voor de inhoudelijke behandeling voor de rechter, maar het Udense museum had de naam van de gedaagde partij niet aangepast. Er verscheen geen tegenpartij voor de rechter. De kantonrechter stelt vast dat er 2 stichtingen zijn die de woorden ‘Bevrijdende Vleugels’ in hun naam hebben en die gevestigd zijn in Best; de ‘Stichting Museum Bevrijdende Vleugels’ is per april 2007 deels opgenomen in de ‘Stichting Bevrijdende Vleugels Best’. De rechter concludeert – net als Stichting Museum Bevrijdende Vleugels eerder liet weten – dat het Museum voor Religieuze Kunst een niet-bestaande partij heeft opgeroepen. De rechter kan geen uitspraak doen in een zaak waarvan één van de procespartijen niet bestaat. Zij kan wel een uitzondering maken als duidelijk is wie het Udense museum bedoelde en als deze partij dat ook heeft begrepen. Op basis van de beschikbare informatie is dat in dit geval niet duidelijk voor de rechter. De rechter oordeelt dat het Museum voor Religieuze Kunst na de eerdere zitting in juli jl. voldoende tijd heeft gehad de gewenste duidelijkheid te verschaffen. Dit is echter niet gebeurd. De rechter verklaart het museum daarom niet-ontvankelijk in hun zaak. Dit betekent dat de rechter niet toekomt aan de beoordeling van het eventueel toewijzen van een schadevergoeding.' |
9 januari 2019 Krant Sabah moet artikelen over Rotterdams gemeenteraadslid rectificeren 'De in Duitsland gevestigde, maar via internet in Nederland verspreide krant Sabah, moet uitlatingen over een (voormalig) Rotterdams gemeenteraadslid rectificeren. In verschillende artikelen werd het gemeenteraadslid ervan beschuldigd lid te zijn van de Gülen-beweging, bestempeld als ‘verrader’ en hij zou betrokken zijn geweest bij oplichting en het doorgeven van namen van Turkse burgers aan de Nederlandse politie. Grondrechten De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid zijn belangrijke grondrechten. Een krant moet zich kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend kunnen uitlaten over kwesties die de samenleving raken, zodat het publiek niet onkundig blijft. Omdat het gemeenteraadslid zelf ook in een interview over Gülen heeft gesproken was het niet onrechtmatig van Sabah om over banden tussen de Gülen-beweging en hem te berichten. Sabah mag ook de term Fetö gebruiken. Aan de andere kant moeten artikelen, beschuldigingen en uitlatingen goed worden onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat Sabah haar artikelen op sommige punten te scherp heeft geformuleerd en de beschuldiging aan het adres van het gemeenteraadslid niet goed heeft onderbouwd. Sabah had geen basis om hem de imam voor Nederland van Fetö te noemen, ook niet voor de beschuldiging van oplichting en het doorgeven van namen aan de politie. Bedreigingen De artikelen roepen niet op tot actie en Sabah is niet verantwoordelijk voor de bedreigingen aan het adres van het gemeenteraadslid. Dat waren acties van individuen via social media. Onrechtmatig De rechtbank is van oordeel dat Sabah door de beschuldiging over de oplichting en het doorgeven van namen, en door hem de imam voor Nederland van Fetö te noemen, onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank veroordeelt Sabah tot het rectificeren van de artikelen op de site en verplicht de krant tot het publiceren van de volgende tekst: RECTIFICATIE: In maart 2017 hebben wij het Rotterdamse gemeenteraadslid Turan Yazir ten onrechte in verband gebracht met oplichting en het doorgeven van namen van Turkse Nederlanders aan de politie. Voor deze beschuldigingen bestond geen grond en die hadden wij niet mogen plaatsen. De rechtbank Rotterdam heeft deze beschuldiging onrechtmatig geoordeeld en ons bevolen deze rectificatie te plaatsen. Als Sabah deze rectificatie niet plaatst, kost dat haar een eenmalige dwangsom van € 25.000,-.' |
9 januari 2019 Individuele beoordeling door CBb in fosfaatrechtzaken 'Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft vandaag uitspraak gedaan in een aantal zaken over fosfaatrechten. Het gaat om beroepen van melkveehouders tegen de door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister) op grond van de Meststoffenwet vastgestelde fosfaatrechten. Per 1 januari 2018 geldt het fosfaatrechtenstelsel. De minister kent fosfaatrechten toe op basis van, onder andere, het melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden. Het is verboden in een kalenderjaar meer fosfaat met melkvee te produceren dan het toegekende fosfaatrecht. Volgens de melkveehouders is de vaststelling van fosfaatrechten in strijd met hun eigendomsrecht. Zij beroepen zich in dat verband op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EP), waarin dit recht wordt beschermd. Heropeningsbeslissing Na de zitting van 26 september 2018 heeft het CBb deze zaken bij beslissing van 17 oktober 2018 (zie ECLI:NL:CBB:2018:522) heropend om de betrokken melkveehouders de gelegenheid te geven hun individuele omstandigheden nader toe te lichten. Dit is gebeurd in verband met de vereiste beoordeling of in een individueel geval sprake is van een onevenredige last ten gevolge van het fosfaatrechtenstelsel, die in strijd is met artikel 1 van het EP. Nadat de minister heeft gereageerd op de nadere toelichting van de melkveehouders, heeft op 21 november 2018 een vervolgzitting plaatsgevonden. Alle omstandigheden betrekken in individuele beoordeling Bij de beoordeling of in een individueel geval sprake is van een onevenredige last moeten alle omstandigheden worden meegewogen. De bewijslast ligt in beginsel bij de veehouder. Bij deze beoordeling komt onder andere gewicht toe aan de omstandigheid dat bedrijven vergunningen hebben verkregen voor de start of uitbreiding van het bedrijf en op die basis investeringen hebben gedaan. Ook is van belang dat maar beperkt wordt voorzien in een knelgevallenregeling en een overgangstermijn ontbreekt. In de afweging moet verder worden betrokken dat voor melkveehouders duidelijk kon zijn dat ongeremde groei van de veestapel niet mogelijk zou zijn en dat na afschaffing van de melkquota mogelijk toch nog andere maatregelen, waaronder productiebeperkende maatregelen, zouden volgen. Individuele beoordeling zaken melkveehouders In de uitspraken van vandaag heeft het CBb de individuele omstandigheden van de betrokken melkveehouders beoordeeld om na te gaan of sprake is van een onevenredige last. Daarbij speelt bij de verschillende melkveehouders een grote diversiteit aan feiten en omstandigheden die ten aanzien van elke veehouder afzonderlijk in onderling verband en hun totaliteit zijn bezien. Ten aanzien van één van de betrokken veehouders oordeelt het CBb bij weging van de individuele omstandigheden dat een onevenredige last aanwezig is. Het gaat in dit geval om een veehouder die zowel varkens als melkvee hield, maar onder meer door persoonlijke omstandigheden heeft besloten om te schakelen naar een bedrijf met uitsluitend melkvee. Volgens het CBb is de keuze voor deze omschakeling vanwege de bijzondere omstandigheden begrijpelijk. De melkveehouder heeft aannemelijk gemaakt dat de continuïteit van zijn bedrijf als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel in gevaar is en dat hij een zware financiële last ondervindt. Ook is van belang dat met de uitbreiding van de melkveetak niet meer wordt gecompenseerd dan het wegvallen van de inkomsten van de varkenshouderij. Het CBb bepaalt dat de minister binnen zes weken een nieuwe beslissing moet nemen. Het ligt nu op de weg van de minister om te bepalen in welke vorm en omvang de veehouder compensatie moet worden geboden. In alle andere zaken heeft het CBb geconcludeerd dat geen sprake is van een onevenredige last.' |
7 januari 2019 Burgemeester mocht Poolcentrum Almere sluiten 'De burgemeester van Almere mocht een poolcentrum aan de Grote Markt in Almere voor 6 maanden sluiten. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland vandaag beslist. Wapenhandel Op 19 oktober 2018 heeft de politie een doorzoeking gedaan in het Poolcentrum Almere op verdenking van heling en wapenhandel. De broer van de eigenaar, werkzaam bij het poolcentrum, wordt ervan verdacht dat hij vanuit het poolcentrum deze activiteiten uitvoert. De burgemeester heeft het pand voor 6 maanden gesloten. De eigenaar stapte naar de rechter omdat hij het niet eens is met de sluiting. De broer van de eigenaar zou geen noemenswaardige rol in het bedrijf hebben en daarom had de burgemeester kunnen volstaan met een sluiting van 3 maanden. Leiding De rechter is van oordeel dat de sluiting van het poolcentrum voor zes maanden gerechtvaardigd is. Uit het dossier blijkt dat het poolcentrum – als locatie – een belangrijke rol heeft vervuld bij verschillende criminele activiteiten, waaronder heling en handel in vuurwapens. Verder blijkt uit het dossier dat de broer van de eigenaar deze activiteiten vanuit het poolcentrum heeft verricht. Vanwege zijn rol en werkzaamheden in het poolcentrum, kan hij worden aangemerkt als feitelijke eigenaar en is er sprake van een verzwarende omstandigheid die een sluiting voor zes maanden rechtvaardigt. Ook degene die op papier de eigenaar is, heeft volgens de rechter verwijtbaar gehandeld. Hij heeft namelijk zijn broer vrij spel gegeven om de criminele activiteiten te ontplooien in het poolcentrum en ook dit rechtvaardigt op zichzelf een sluiting voor zes maanden.' |
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl