Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - april 2010:


28 april 2010
Veroordelingen ongeregeldheden Culemborg nieuwjaarsnacht

'De rechtbank Arnhem heeft vandaag vier verdachten veroordeeld in de zaak van de gewelddadigheden afgelopen Nieuwjaarsnacht in Culemborg. In die nacht waren er ernstige conflicten tussen mensen uit de Molukse bevolkingsgroep enerzijds en de Marokkaanse bevolkingsgroep anderzijds. De zaak tegen een Marokkaanse verdachte heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging aangehouden in verband met nader onderzoek dat moet worden verricht. In de zaak tegen vier mannen van Molukse komaf heeft de rechtbank uitspraak gedaan. De 44-jarige (24 maanden waarvan 6 voorwaardelijk) en de 27-jarige (28 maanden waarvan 6 voorwaardelijk) verdachten worden veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor onder meer poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De andere twee verdachten (de 26-jarige verdachte 140 dagen waarvan 89 dagen voorwaardelijk en de 21-jarige 127 dagen waarvan 90 voorwaardelijk en een werkstraf van 60 uur waarvan 30 voorwaardelijk) zijn veroordeeld voor onder meer openlijke geweldpleging tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij aan één van deze twee eveneens een werkstraf is opgelegd. De rechtbank heeft bij een van de verdachten een hogere straf opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. De eis om de verdachten huisarrest op te leggen met oud en nieuw voor de komende twee jaren is in alle zaken afgewezen.

De mannen werden verdacht van verschillende geweldsdelicten. De verdachten hebben alle vier ontkend bij de bedoelde gewelddadigheden aanwezig te zijn geweest en elk gesteld dat het onmogelijk is dat zij zijn herkend door de (Marokkaanse) aangevers en getuigen. Voorts hebben alle verdachten een alibi, onderbouwd door getuigen, naar voren gebracht.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van aangevers en getuigen, die allen dezelfde vier verdachten hebben herkend, betrouwbaar zijn. Het door elk van de verdachten aangevoerde alibi heeft de rechtbank niet sluitend geacht, nu de verklaringen van verdachten en getuigen voldoende tijd laten om het feit/de feiten te hebben gepleegd'.



20 april 2010
Hoge Raad oordeelt dat tapverbalen van gesprekken met een advocaat vernietigd hadden moeten zijn

'De kern van de uitspraak is dat de getapte gesprekken mededelingen bevatten die onder het verschoningsrecht van de advocaat vallen. Daarom hadden de verbalen vernietigd moeten zijn. Nu de tapverbalen aan het dossier zijn toegevoegd had het hof deze niet bij de bewijsbeslissing mogen betrekken.

Achtergrond
De verdachte is veroordeeld wegens brandstichting in de woning van zijn ex-schoonmoeder, waarbij een bewoner om het leven is gekomen. Hij kreeg een gevangenisstraf van zeven jaar. Tijdens het opsporingsonderzoek heeft de officier van justitie de telefoon van familieleden van de verdachte door de politie laten tappen. Daarbij zijn ook telefoongesprekken van die familieleden met de (toenmalige) advocaat van de verdachte getapt en op de band opgenomen. De officier van justitie vermoedde dat de advocaat in die telefoongesprekken de getuigenverklaringen probeerde te beïnvloeden die de familieleden nog over het alibi van de verdachte moesten afleggen. Daarom werden de tapverbalen met toestemming van de rechter-commissaris in het strafdossier van de verdachte gevoegd. De rechtbank vond dat niet goed omdat het om vertrouwelijke gesprekken ging met een advocaat die om die reden vernietigd hadden moeten worden en gaf opdracht de tapverbalen uit het dossier te halen (rechtbank Arnhem, 22.4.2008 LJN BD0012). In hoger beroep draaide het hof dat besluit in het belang van de waarheidsvinding weer terug. Het hof betrok vervolgens die gesprekken bij zijn bewijsbeslissingen (hof Arnhem, 16.12.2008, LJN BG7100).

Procedure bij de Hoge Raad
Namens de verdachte is door mr. W.J.E. Hendriks, advocaat in Amsterdam, onder meer geklaagd over het oordeel van het hof over de tapverbalen. Volgens hem behoort de inhoud van die verbalen tot het verschoningsrecht van de toenmalige advocaat. De verbalen hadden dus niet aan het dossier mogen worden toegevoegd en het hof had met de inhoud ervan geen rekening mogen houden. Advocaat-generaal mr. A.J.M. Machielse heeft op 3 november 2009 in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof Arnhem.

Uitspraak van de Hoge Raad
In een uitvoerig gemotiveerd arrest is de Hoge Raad, kort samengevat, tot de volgende oordelen gekomen: 1. Een advocaat kan zich als geheimhouder beroepen op zijn verschoningsrecht. Dat betekent dat hij mag zwijgen over alles wat hem in die hoedanigheid is meegedeeld. De wet bepaalt dat tapverbalen van gesprekken met een geheimhouder (zoals een advocaat) door de officier van justitie moeten worden vernietigd en dus niet in het strafdossier van de verdachte mogen worden gevoegd. Alleen als de tapverbalen mededelingen bevatten die niet onder het verschoningsrecht vallen, mogen ze in het dossier worden gevoegd, maar dan is wel de voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris nodig. 2. De inhoud van de tapverbalen betreft onmiskenbaar gesprekken tussen de (toenmalige) raadsman van de verdachte, in zijn hoedanigheid van advocaat, en familieleden van de verdachte omtrent de strafzaak. Daarmee betreft het mededelingen die onder het verschoningsrecht van de advocaat vallen en dus vernietigd hadden behoren te worden. 3. Nu de tapverbalen niet zijn vernietigd maar met machtiging van de rechter-commissaris aan het dossier waren toegevoegd, had de rechtbank niet mogen bevelen dat zij alsnog uit het dossier moesten worden verwijderd. Het hof heeft dus terecht geoordeeld dat die verbalen aan het dossier toegevoegd dienden te blijven. 4. Vervolgens had het hof die tapverbalen echter niet bij zijn bewijsbeslissingen mogen betrekken omdat die verbalen al meteen vernietigd hadden behoren te zijn. Het hof had dus het verschoningsrecht van de advocaat moeten eerbiedigen. Dat is alleen anders als de advocaat, voordat wordt getapt, zelf verdachte is en de tapgesprekken kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen in het tegen die advocaat ingestelde onderzoek. In deze zaak was de advocaat geen verdachte. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Gevolgen van deze uitspraak
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch moet de zaak van de verdachte opnieuw berechten, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad'.



15 april 2010
Camerabeelden toegestaan als bewijs

'De politierechter oordeelt dat het Openbaar Ministerie beelden van een bewakingscamera van een bank mocht gebruiken voor het onderzoek en als bewijs in een strafzaak tegen een veelpleger.

De verdachte is onder andere beschuldigd van fietsendiefstal in de binnenstad van Apeldoorn. Deze diefstal is opgenomen door de bewakingscamera van een bank. De officier van justitie had de beelden bij de bank opgevraagd, zonder daarvoor toestemming gevraagd of gekregen te hebben van de rechter-commissaris.

De politierechter oordeelt dat voor het opvragen van die beelden geen voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris nodig is. Het belang om onbespied op straat te lopen is niet een privacybelang dat beschermd wordt door de regeling over het opvragen van persoonsgegevens.

De verdachte in deze zaak is voor de fietsendiefstal, andere diefstallen en een inbraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden'.



12 april 2010
Onderzoek rijksrecherche naar medewerkers rechtbank Amsterdam

'De rijksrecherche heeft onder leiding van het parket Den Haag een feitenonderzoek gedaan naar een mogelijke integriteitsschending door twee medewerkers van de rechtbank. Het gaat om de griffier van de rechter-commissaris in de zaak Passage en een administratief medewerker van de griffie van de strafsector. De conclusie van de rijksrecherche is dat geen van beide medewerkers vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan het criminele milieu.

Het onderzoek is ingesteld naar aanleiding van een publicatie in De Telegraaf op 15 februari jl. over een mogelijk lek in de zaak Passage. De rechtbank heeft nadien elk risico willen uitsluiten en heeft een verzoek gedaan tot een feitenonderzoek door de rijksrecherche.

Er is volgens de rijksrecherche geen enkele reden om te twijfelen aan de persoonlijke integriteit van beide medewerkers. Desondanks zal de griffier een andere functie krijgen binnen de rechtbank omdat haar positie binnen de strafsector gezien het gebeurde te kwetsbaar is geworden. Ten aanzien van de griffiemedewerker is gebleken dat zij relaties heeft in de familiesfeer die gelieerd zijn aan het criminele milieu. Om die reden is het bestuur van de rechtbank van mening dat zij niet langer binnen de rechtbank kan blijven werken'.



9 april 2010
Hoge Raad verklaart het vrouwenstandpunt van de SGP in strijd met VN-Vrouwenverdrag

'De kern van de uitspraak van de Hoge Raad is dat de SGP vrouwen niet mag uitsluiten van kandidatenlijsten voor de verkiezingen. De Staat is verplicht effectieve maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen binnen de partij toekent. Maar de rechter is niet bevoegd specifieke maatregelen voor te schrijven die de Staat zou moeten treffen. De rechter kan ook geen bevel geven de subsidiëring van de SGP stop te zetten.

Achtergrond
De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) is een sinds 1922 in het parlement vertegenwoordigde politieke partij, die uitgaat van het absolute gezag van Gods woord zoals neergelegd in de bijbel. Volgens haar program van beginselen is de SGP gekant tegen het passieve kiesrecht van vrouwen. Vrouwen konden destijds ook geen (gewoon) lid van de partij worden. Enkele belangenorganisaties die tot doel hebben, kort gezegd, het bestrijden van discriminatie van vrouwen, dan wel het in meer algemene zin opkomen voor mensenrechten, keren zich tegen het ‘vrouwenstandpunt’ van de SGP. Zij richten hun kritiek op de regering, die gedoogt dat de SGP haar vrouwenstandpunt in de praktijk brengt door te weigeren vrouwen op haar kieslijsten op te nemen. Zij zijn in 2003 een procedure tegen de Staat begonnen met als inzet dat zal worden vastgesteld (‘voor recht verklaard’) dat de Staat met dat gedogen in strijd handelt met het VN-Vrouwenverdrag van 1979, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechter (IVBPR) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de Grondwet. Zij eisten ook dat de Staat zal worden veroordeeld maatregelen te nemen die ertoe leiden dat deze onrechtmatige toestand niet langer voortduurt. De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 7.9.2005 (AU2088) de gevorderde verklaring voor recht uitgesproken en de Staat bevolen de SGP in de toekomst geen subsidie (op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen; Wspp) meer te verlenen, zolang als de SGP vrouwen niet als (gewone) leden tot de partij zou toelaten. In hoger beroep heeft het Haagse gerechtshof de SGP op haar verzoek toegelaten als partij naast de Staat. Tijdens het hoger beroep hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan. In de eerste plaats heeft de SGP haar statuten gewijzigd, waardoor vrouwen niet langer als (gewone) leden worden geweerd. De uitsluiting van vrouwen van het passief kiesrecht is gehandhaafd. In de tweede plaats heeft de Raad van State, op 5.12.2007 (LJN BB9493), bepaald dat het VN-Vrouwenverdrag niet belet dat de minister van Binnenlandse Zaken op grond van de Wspp subsidie verleent aan de SGP. Op 20.12.2007(BC0619) heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van het bevel subsidiëring achterwege te laten.

De procedure bij de Hoge Raad
Zowel de Staat (advocaten mr. G. Snijders en mr. G.J.H. Houtzagers) als de SGP (advocaat mr. J.P. Heering) heeft cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld. De belangenorganisaties (advocaat mr. K.G.W. van Oven) hebben van hun kant ook cassatieberoep ingesteld. Advocaat-generaal mr. Langemeijer heeft in zijn conclusie op 27.11.2009 de Hoge Raad geadviseerd alle cassatieberoepen te verwerpen.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beslist dat het VN-Vrouwenverdrag ‘rechtstreekse werking’ heeft. Dat betekent dat burgers, dus ook de eisende partijen, zich op de regels van dat verdrag kunnen beroepen. Dat verdrag verplicht de Staat er effectief voor te zorgen dat vrouwen volwaardig aan politieke partijen kunnen deelnemen. De Staat moet er dan ook voor zorgen dat vrouwen zich via de politieke partijen kandidaat kunnen stellen op kieslijsten. De Staat heeft daarbij in beginsel geen ruimte voor een eigen belangenafweging.

Dit wordt niet anders doordat de SGP haar standpunt baseert op haar godsdienstige overtuiging. Het grondrecht van vrijheid van godsdienst geeft haar weliswaar het recht haar standpunt uit te dragen. Maar in een democratische rechtsstaat mag aan politieke beginselen en programma’s slechts praktische uitvoering worden gegeven binnen de grenzen die wetten en verdragen daaraan stellen, ook als die beginselen godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn. Het actief en het passief kiesrecht zijn essentieel voor het democratische gehalte van de vertegenwoordigende organen. Daarom is het onaanvaardbaar dat een politieke groepering bij het samenstellen van kandidatenlijsten in strijd handelt met het grondrecht dat de kiesrechten van alle burgers waarborgt. Dat geldt ook als dit berust op een godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Een democratische rechtsorde eist tolerantie ten opzichte van religieuze overtuigingen, maar dat belet niet dat de rechter uitspreekt dat de wijze waarop de SGP bij de kandidaatstelling haar opvattingen in praktijk brengt, niet aanvaardbaar is.

De Staat moet maatregelen nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toekent. De Staat moet een maatregel treffen die effectief is en tegelijkertijd de minste inbreuk maakt op de grondrechten van (de leden van) de SGP.

De rechter is echter niet bevoegd specifieke maatregelen voor te schrijven die de Staat zou moeten treffen. De rechter mag de Staat niet bevelen wetgeving tot stand te brengen. Welke andere maatregelen de Staat zou moeten nemen vergt een afweging van belangen van politieke aard die de rechter niet kan maken. Dat geldt ook voor een bevel de subsidiëring van de SGP stop te zetten.

Dat alles leidt ertoe dat de Hoge Raad de cassatieberoepen van alle partijen heeft verworpen, zodat de uitspraak van het hof in stand blijft.

Gevolg van deze uitspraak
De verklaring voor recht dat de Staat met het gedogen van het vrouwenstandpunt van de SGP in strijd handelt met o.a. het VN-Vrouwenverdrag blijft in stand'.



10 april 2010
Hoge Raad verwerpt beroep tegen de veroordeling van een voormalige rechter

'De verdachte is veroordeeld voor het bezit van beeldmateriaal en computerbestanden met daarop afbeeldingen van, kort gezegd, kinderporno. De verdachte heeft daags na zijn aanhouding ontslag genomen. Omdat hij ten tijde van het plegen van het feit rechter was in de rechtbank Maastricht is de zaak destijds door een andere rechtbank behandeld. De zaak is eerder bij de Hoge Raad geweest (HR 15 januari 2008, LJN BB4853). Toen heeft de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof Arnhem vernietigd omdat het hof zonder motivering voor het bewijs gebruik had gemaakt van de verklaring van een deskundige, terwijl deze verklaring door de verdediging gemotiveerd was betwist. De Hoge Raad verwees de zaak daarop naar het hof ’s-Gravenhage om de zaak opnieuw te berechten. Op 11 juli 2008 heeft dit hof de verdachte veroordeeld wegens het in voorraad hebben van twee gegevensdragers met daarop drie afbeeldingen van een seksuele gedraging waarbij jeugdigen jonger dan 16 jaar zijn betrokken. Het hof heeft de verdachte, vanwege de lange duur van het proces en de grote gevolgen voor zijn privéleven, geen straf of maatregel opgelegd (BF3925).
De verdachte heeft weer beroep in cassatie ingesteld.

Procedure bij de Hoge Raad
Namens de verdachte is door zijn advocate, mr. A.E.M. Röttgering in Amsterdam, onder meer geklaagd over het oordeel van het hof dat op twee van de afbeeldingen een jeugdige van jonger dan 16 jaar is afgebeeld. Voorts klaagt de verdachte over de beslissing dat op twee afbeeldingen sprake is van een seksuele gedraging (in de zin van art. 240b (oud) Sr). Ook zou het hof een onjuiste uitleg hebben gegeven aan de uitdrukking “in voorraad hebben”, zoals in de wet bedoeld. Ten slotte wordt geklaagd over de verwerping door het hof van het verweer over de lange duur van de procedure. De berechting van de verdachte zou niet binnen een redelijke termijn hebben plaatsgevonden. Advocaat-generaal mr. N. Jörg heeft op 16 maart 2010 in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd tot verwerping van het beroep.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat hetgeen namens de verdachte is aangevoerd niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat het aangevoerde geen aanleiding is tot de beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep.

Gevolgen van deze uitspraak
De uitspraak van het hof ’s-Gravenhage van 11 juli 2008 is definitief geworden'.



2 april 2010
Veroordeling tot 18 jaar voor moord op garagehouder Haster

'Het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag, 2 april 2010, Kenneth C. en Martin M. veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar. Beiden zijn schuldig aan de moord op 22 februari 2008 op de garagehouder R. Haster van APK Noord te Amsterdam.

Het hof spreekt van een oninvoelbare, gruwelijke daad, waarbij het slachtoffer na als marteling te omschrijven handelingen van beide verdachten en na massaal bloedverlies de dood heeft gevonden.

Bewijs
Beide verdachten hebben gezegd dat zij samen in een witte Mazda naar de garage zijn geweest om te klagen over een daar gekochte auto. In de Mazda zijn naast DNA-materiaal van beide verdachten bloedsporen aangetroffen van het slachtoffer en op de dag van de moord is op een camera een auto te zien die sprekend lijkt op deze Mazda. In het kantoor van de garage is een in bloed gezette handpalmafdruk gevonden die afkomstig is van de verdachte Kenneth C. Er zijn afdrukken van schoenzolen aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van twee daders. Uit het bloedbeeldonderzoek blijkt dat deze twee daders het slachtoffer hebben aangevallen in zijn kantoor en hem toen hij ernstig gewond probeerde te vluchten, hebben tegengehouden en meegesleept naar de garage. Daar is het slachtoffer zodanig met een mes bewerkt dat het hof spreekt van marteling. Beide daders waren daarbij betrokken. Het slachtoffer is vastgebonden aan een motorblok achtergelaten en is doodgebloed.

Toepassing meerderjarigenstrafrecht bij Kenneth C
Kernneth C. was ten tijde van het delict 16 jaar oud en valt in beginsel onder het speciale minderjarigenstrafrecht. Gelet op de ernst van het feit past het hof net als eerder de rechtbank ook bij Kenneth C. het gewone strafrecht toe; dat kan bij daders tussen de 16 en 18 jaar oud. Die keus maakt het hof ook op grond van de persoonlijkheid van Kenneth C. Uit het meest recente persoonlijkheidsonderzoek komt hij naar voren als een volwassene met een ernstige en groeiende persoonlijkheidsstoornis die niet te behandelen is. De kans op recidive is groot. De maatschappij moet daartegen worden beschermd.

Strafmaat
Het handelen van de verdachten getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven. De moord heeft diep ingegrepen in het leven van de nabestaanden. De verdachten hebben op geen enkele wijze willen uitleggen hoe zij tot hun daad zijn gekomen. Daarbij past enkel een langdurige gevangenisstraf'.



Bron: www.rechtspraak.nl.

Klik hier voor mededelingen.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl